top of page
Featured Review

Een cultuur van 'verledenheid'


Door het spelen van videogames waarbij het overhoop schieten van zoveel mogelijk vijanden het doel is, wanen veel jongemannen (en ook wel vrouwen) zich voor even een soldaat in de Tweede Wereldoorlog of in een andere krijgssituatie. Dat is een illusie natuurlijk. Interessant is echter wat een dergelijke beleving zegt over de manier waarop in de huidige Westerse maatschappij met het verleden wordt omgegaan. In dit essay ligt de focus op ‘verledenheid.’ Dit is een vertaling van het begrip ‘pastness.’ ´Pastness´ is een term die onder meer gebezigd wordt door de archeoloog Peter Fowler. Het begrip staat voor het refereren aan zaken die met vroeger geassocieerd worden, waarbij waarheidsgetrouwe herinnering niet de hoofdrol speelt. Het gaat dan om een verleden dat grotendeels fictief is, en opnieuw wordt gecreëerd. De suggestie van historiciteit vormt de aantrekkingskracht van ´pastness´. Escapisme is er de drijfveer achter. De schoonheid en volkomenheid van een gefantaseerd verleden betoveren de beschouwer of toeschouwer. Deze wordt mee gelokt naar een kleurrijk bestaan dat vooral heel anders is dan het eigen leven. Pastness is verwant aan nostalgie. Bij beide begrippen gaat het om een fictie over het verleden. Pastness kan volledig verzonnen zijn, terwijl bij nostalgie de herinnering vertekend en mooier gemaakt is. In wat volgt bespreek ik een aantal vormen van verledenheid in het heden.

Allereerst wil ik nog wat meer ingaan op de wereld van het computerspel. Ook andere, minder gewelddadige computerspellen dan de zogenaamde First Person shooter games, denk aan de strategy game 'Ages of Empires' , verwijzen naar historisch ogende werkelijkheden die virtueel ervaren kunnen worden door de speler. Hiernaast bestaan er historiserende spellen met nauwelijks een link naar de historische werkelijkheid: van 'Grepolis' tot 'World of Warcraft.' Voor vele spelers maakt het niet uit of er iets van historische waarachtigheid in het spel verwerkt is, het gaat hen vooral om de kick van het gebeuren en de bonte werelden die hen voorgeschoteld worden, vol van de romantiek van de strijd. Het is dergelijke romantiek die hen boeit, feiten zijn van ondergeschikt belang, zo lijkt het. Maar juist met deze romantiek van de strijd wordt toch verwezen naar iets van vroeger: de tijd dat mannen nog mannen zouden zijn geweest of helden zelfs. Het is een gevoelsstructuur (Raymond Williams) uit de moderne tijd waarbij men vol verlangen is naar een fictief vroeger. Een gevoelsstructuur die aansluit bij de leefwereld van pubers en jongemannen die in hun gewone leven niet meer toekomen aan het redden van de wereld.

Computerspelen schijnen tegenwoordig meer geld op te brengen dan er in de filmindustrie gegenereerd wordt. Ze zijn voor cultuurwetenschappelijke beschouwing van onze tijd dus van groot belang. De virtualiteit van de beleving maakt dat niet velen hetgeen de spelers ervaren als waarachtig zullen typeren. Je zou je echter kunnen afvragen of men in een onechte spelwereld echte emoties en cognities kan hebben. Het is enigszins elitair om op de virtualiteit neer te kijken.

Zoals het ook elitair is om neer te kijken op een ander zeer populair relatief modern fenomeen: de superheld. Het is een cliché om de superheld als een moderne mythologische figuur te zien, vergelijkbaar met helden en goden uit de Oudheid. Mensen die geboeid zijn door superhelden in hun kleurrijke uitdossingen en met hun bijzondere krachten, verlangen naar het archaïsche heldendom binnen de moderne tijd. Het zijn bovenmenselijke figuren die in hun groteskheid zowel indrukwekkend als bespottelijk zijn.

Het verlangen naar ouderwetse helden zien we ook in de rol van de sport die in plaats van echte veldslagen komt, denk aan de slogan 'voetbal is oorlog' of aan de aantrekkingskracht van wielrennen, een sport die volgens de semioticus Roland Barthes een vorm van moderne mythologie is. Deze populariteit maakt duidelijk dat mensen (mannen misschien meer dan vrouwen) behoefte hebben zich te spiegelen aan bovenmenselijke geweldenaars in een onttoverde wereld. Dergelijke romantisering van de strijd is lijkt mij een voorbeeld van een groter fenomeen dat op tal van terreinen in de maatschappij een rol speelt en dat ik dus wil vatten onder de noemer verledenheid. Spellen, sport en superhelden zijn fenomenen die passen bij de moderne tijd, maar waarin een archaïsch element is verwerkt, aloude testosteronheroïek, die op andere terreinen geen uitlaatklep meer vindt in het alledaagse leven in het Westen.

Mensen zijn in het alledaagse leven op zoek naar het vroegere, omdat het hedendaagse niet altijd als toereikend wordt ervaren. Ze zijn nostalgisch. Een moderne variant van nostalgie is ‘retro’. Het begrip 'retro,' zoals dat beschreven is door de kunsthistorica Elizabeth Guffey, lijkt op klassieke nostalgie, maar verschilt er toch van. In retro-uitingen wordt verwezen naar een recent vroeger. Het fenomeen verschilt op twee manieren van het ‘gewoon’ ophemelen van het vroegere: namelijk door de vaak ironische lading van retro en doordat retro geen betrekking heeft op zaken van voor 1850.

Revivals van stijlen en voorkeuren volgen elkaar in steeds sneller tempo op. Het lijkt dat er in de cultuur geen ruimte meer is voor werkelijke vernieuwing, alles is remix, alles is pastiche. De recycling van cultuur uit het verleden is speels; met een knipoog laat men zien dat men 'vroeger' waardeert, maar er ook een beetje om lacht. Mensen voelen zich er superieur aan.

Ook in de bouwkunst is er recycling: in Nederland verrezen de laatste jaren tal van woonwijken in retro-stijlen. Mensen vinden het prettig wonen in dergelijke omgevingen. Achter de historische façade leven zij een leven dat van alle gemakken van de moderne tijd voorzien is. Hier is minder ruimte voor ironie dan in de meer speelse retro-uitingen. Mensen die in een nostalgische nieuwbouwwijk wonen zijn serieus over de kwaliteit van hun leefomgeving, maar ze kijken misschien niet altijd werkelijk om zich heen; ze zijn nauwelijks bezig met de connotaties van verledenheid overal rond hen: van archaïsche straatnamen tot kruisramen, van ouderwetse uithangborden tot rustieke lantaarntjes. Zij leven hun leven in een sfeer van vroeger, vooral omdat deze sfeer zo gezellig of geborgen is. Hoe deze gezelligheid wordt opgeroepen, bijvoorbeeld door bewoners te midden van 'gated communities' te beschermen tegen de boze buitenwereld, is voor hen niet het belangrijkste. Een werkelijk diepgaande verhouding met hun omgeving lijken zij niet altijd te hebben. In dit gebrek aan werkelijke belangstelling verschillen de moderne retro-stijlen van eerdere stilistische herlevingen: bijvoorbeeld het classicisme van de achttiende eeuw of de neogothiek van de negentiende eeuw. Bij die herlevingen leek er daadwerkelijk sprake te zijn van een fascinatie voor respectievelijk Oudheid en Middeleeuwen. Deze perioden werden geïdealiseerd en waren om zichzelf belangrijk. De moderne retrobouw heeft vooral een nut in het heden: mensen leven er zo prettig in, dat is al genoeg reden om dergelijke wijken te scheppen. Het commerciële belang is uiteindelijk natuurlijk relevanter dan idealisme.

De commerciële waarde van het verleden blijkt ook uit het fenomeen histothriller, zoals Dan Brown ze onder meer schrijft. Histothrillers zijn boeken waarin wordt verwezen naar een eeuwenoud geheim (het liefst beschermd door een sinister genootschap of een duistere sekte) dat betekenis heeft in het heden. De onthulling van dat geheim zou onze kijk op het verleden, maar vooral ook het heden, ingrijpend moeten veranderen. Dergelijke boeken hebben vaak een proloog (wat iets archaïsch heeft) waarin een gebeurtenis uit het verleden wordt beschreven die de lezer het verhaal moet in lokken. Teksten met een historisch sausje verkopen blijkbaar. De auteurs van deze boeken zijn misschien meer betrokken bij de inhoud van hun portemonnee dan dat zij werkelijk van het verleden houden.

Ook een ander voorbeeld van verledenheid heeft vooral nut in het heden: living history. Bij deze omgang met de geschiedenis spelen mensen het verleden na om zelf te ervaren hoe het vroeger geweest zou zijn. Ze laten de virtualiteit van het computerspel achter zich en betreden een zowel reële als fictieve ruimte.. Hierbij wordt soms aandacht besteed aan details, maar meer dan om die details gaat het om geschiedbeleving. Men denkt aangeraakt te worden door de geschiedenis door zich in historisch ogende kleding uit te dossen. Hierbij proeft men van het mooie van het verleden, zonder al te veel aandacht te besteden aan de ongemakken van het vroegere, zoals stinkende steden en verontreinigd drinkwater. Of aan de gruwelen van vergane tijden zoals het bij bosjes sneuvelen op het slagveld of het sterven aan de pest. Mensen die levende geschiedenis in de praktijk brengen, in Nederland bijvoorbeeld in het Archeon of het Historisch Openluchtmuseum Eindhoven, fantaseren over het verleden. Zij zijn geboeid door een vertekende versie van de geschiedenis. Hun enthousiasme kan stimulerend zijn en de historische cultuur verrijken. Maar men moet wel steeds in het oog houden dat deze omgang met het verleden niet per se kennis over de geschiedenis oplevert, al zal men bij het op middeleeuwse manier koken en musiceren of bij het maken van wapens volgens oude methodieken, wel op nieuwe inzichten kunnen stuiten, doordat men praktisch met de historie bezig is.

Een internationale organisatie van living history groepen is the Society for Creative Anachronism, die het verleden toont zoals het eigenlijk geweest zou moeten zijn. Het gaat vooral om het genieten van het verleden, meer dan dat men aandacht heeft voor zaken als authenticiteit. Historiografisch gezien zijn de evenementen van deze organisatie een rommeltje, wat ook al blijkt uit de naamgeving van de club, waarmee wordt gerefereerd aan een speelse omgang met het verleden.

Living history is mede interessant omdat er sprake is van een selectie van elementen uit de chaos van de geschiedenis. De mooie aspecten worden vaak op de voorgrond geplaatst, in plaats van de ongemakken. Er is sprake van idealisering in dit fantaseren over het verleden. Men beeldt zich een geschiedenis in die prettig is en waarnaar men graag wil vluchten. Men wil even ontsnappen aan het moderne leven naar een minder complexe tijd, met grappige omgangsvormen en mooie kleding. Historische precisie wordt maar ten dele nagestreefd. Voor de deelnemers en in mindere mate de toeschouwers kan deze omgang met het verleden heilzaam zijn. Zij voelen zich even andere mensen. Het is daarom te gemakkelijk om living history meteen van de hand te wijzen, als zijnde eenzijdig en inauthentiek. Het is een manier waarop men zin kan ontlenen aan het verleden, een vorm waaruit men onder meer vreugde kan putten en inspiratie voor het eigen leven. Bovendien kan living history een opstapje zijn naar werkelijke kennis in wetenschappelijke boeken. Wie geboeid is geraakt door de charme van het verleden, zal er mogelijk meer over willen weten en dan ook kennis maken met de vele schaduwzijden. De historicus Jerome de Groot wijst erop dat bij het naspelen van het verleden empathie wordt gegenereerd.

Naast living history groepen zijn er in het zuiden van ons land (en ook in België) de zogenaamde schuttersgilden. De leden van deze gilden kleden zich in dracht die mooi oogt en die naar vroeger verwijst. Ze zijn in de weer met vendels, tamboeren en schiettuig. Deze gilden herleefden in de twintigste eeuw, in een proces van folklorisering. Folklorisering is volgens historicus Peter Nissen een dynamisch verschijnsel met representatieve en demonstratieve kenmerken. Tot de verbeelding sprekende aspecten worden aan de cultuuruiting toegevoegd, om deze meer toonbaar te maken. De opkomst van het vendelzwaaien en de aansprekende grootscheepse landjuwelen dateren bijvoorbeeld pas uit het begin van de twintigste eeuw, het gildenkostuum zelfs pas van na 1960: het verhoogde de herkenbaarheid en de gedeelde identiteit. Het is allemaal een invention of tradition, zo valt te lezen in het proefschrift van Jette Janssen over de schuttersgilden in Noord-Brabant.

´Invention of tradition´ is een term van onder meer de Britse historicus Hobsbawm. Met het begrip wil men aangeven dat veel van als oud beschouwde tradities en gewoonten in werkelijkheid van recenter datum zijn dan wordt aangenomen. Dat ze niet zo lang geleden nieuw zijn geschapen en voorzien zijn van een historisch sausje. Men kan hierbij bijvoorbeeld denken aan rituelen, koetsen en kledingkeuze van koningen of aan de de Schotse identiteit markerende kilt. Dergelijke uitingen roepen associaties van eerbiedwaardige ´verledenheid´ op, waar dat eigenlijk niet klopt. Er kan hierbij ook gesproken worden over ´distortion of tradition´, zoals ik elders in een ander artikel beschreef, omdat het verleden wordt vervormd tot iets anders. Er is vaak wel een historische kern, maar er is in het herinneringsproces iets nieuws van gemaakt.

De meest extreme vorm van verledenheid heb ik nog niet genoemd. Dat is fantasy, waarin de historiserende saus oneindig belangrijker is dan waarheidsgetrouwheid. Fantasyverhalen spelen zich vaak af in een tijdperk dat een versie van het middeleeuwse verleden is, waaraan dan zaken als magie en vreemde wezens zijn toegevoegd. In de ban van de ring is (naast de Harry Potterboeken) waarschijnlijk wel het bekendste fantasy-epos. Het ligt aan de basis van een enorme productie van dergelijke boeken, films en strips. Vele auteurs hebben hun eigen fantasiewerelden geschapen, de een nog wonderlijker dan de andere. Consumenten linken zulke culturele producten aan de cultuur van het verleden. Voor hen maakt het niet veel uit of er aan het echte verleden wordt gerefereerd of aan sprookjesachtige fantasytoestanden. Daar zien zij soms weinig verschil tussen. Fantasy is verledenheid met een vleugje magie. Lezers/kijkers zien ouderwetse omgangsvormen en rechtspraktijken - denk aan heksenvervolgingen - als typisch voor het verleden. Ze willen zich erover verwonderen, erover speculeren. Sommigen zouden zelfs in zo´n wereld willen leven. Zij zijn het die zich kleurrijk uitdossen en elf fantasy fairs en dergelijke bezoeken. Deze mensen vormen een subcultuur, waarbinnen men zich naast met cosplay (gekostumeerd rollenspel) bezig houdt met games, al dan niet op de computer. Het is een vrijblijvende benadering van het vroegere, waarin men, naast door de kleurrijkheid, vooral geboeid lijkt door de andere mentaliteit die men toeschrijft aan het verleden. Men gruwelt vol plezier over de 'barbaarse middeleeuwsheid' van de genoemde heksenvervolgingen, waarbij men zich niet realiseert dat de werkelijke heksenvervolgingen vooral na de Middeleeuwen plaatsvonden. Dergelijk inzicht kan de pret bederven; 'het' verleden heeft een caleidoscopische aantrekkingskracht, het is ook een vergaarbak waaruit men allerlei moois opduikelt. Ik bezocht ooit met twee anderen een museum waar een plaatje werd getoond van een Romeinse soldaat. Mijn hoogopgeleide medebezoekers spraken over 'die ridder.' Toen ik hen erop wees dat dat niet van groot historisch inzicht getuigde, moesten ze vooral lachen. Ze zagen mijn opmerking dat ridders veel later leefden als een irrelevant weetje, dat weinig toevoegde. Ook sommige historici lijken er zo over te denken. Zo schreef de mediëvist A. Keith Kelly over de film The13th warrior aangaande het personage Buliwyf (Beowulf) dat deze strijdt in een wapenuitrusting die in zijn tijd nog niet bestond. Dit is volgens Kelly niet erg, omdat de uitdossing wel past bij een aloude heroïsche traditie van helden met indrukwekkend wapentuig. De opgetuigde Buliwyf representeert zo kracht en macht. Dat is, zo meent Kelly, essentiëler dan historische accuraatheid.

Verledenheid is al bij al een bont fenomeen, dat living history omvat, computerspellen, maar ook vormen van folklore, histothrillers, fantasyfilms en (strip)boeken en het nostalgische bouwen. Voor veel mensen is hiernaast wetenschappelijke geschiedschrijving een vorm van verledenheid. Zij zien weinig verschil tussen feit en fictie, of ze hechten geen belang aan het onderscheid. Ook geschiedkundige werken, vooral de meer narratieve, roepen voor hen een historische sfeer op, een sfeer van verledenheid.

Hoe erg is dit? Hoe erg is het dat niet-historici weinig kaas gegeten hebben van geschiedenis, maar dat ze zich er toch een beeld van vormen, een beeld dat deels gebaseerd is op verzinsels? Nu zullen weinig mensen denken dat ze van de trollen af stammen, maar ze zullen de historische verantwoorde versie van het verleden mogelijk voortaan als net zo fictief gaan beschouwen als een fantasy-wereld. Hoe kan men nog tot een reëel politiek standpunt komen als de Tweede Wereldoorlog slechts een gruwelsprookje uit de collectieve verbeelding is, of als men niet meer weet wat de oorsprong is (d.w.z. slavenhandel) van de historische band tussen Nederland en het volksdeel met Surinaamse roots?

De historische belangstelling bestaat nog, in zekere zin meer dan ooit, maar de historische kennis die er de basis van zou moeten zijn, wordt bedreigd. In dat licht bezien is de cultuur van verledenheid niet toe te juichen, omdat men het verschil tussen echt en verzonnen niet meer ziet. Zonder kennis van vroeger kan men het heden niet begrijpen. Als men een vertekend beeld van vroeger heeft, heeft men vanzelf ook een vertekend beeld van het heden, de eigen sociale groep en de eigen identiteit. Het verleden is de basis voor het functioneren in het nu; als men zich grotendeels baseert op verzinsels dan begrijpt men zichzelf niet. Toch kan men ook positief naar verledenheid kijken. Het is voor mensen die belang hechten aan het verleden misschien geruststellend dat men überhaupt nog geïnteresseerd in ‘vroeger.’

Literatuur

Fowler, P., The past in contemporary society. Then, now. (1992)

Groot, J. de, Consuming history. Historians and heritage in contemporary culture (2009)

Guffey, E., Retro. The culture of revival (2006)

Hobsbawm, E. en T. Ranger (red.), Invention of tradition (1983)

Janssen, J., De deugd van broederschap. Sociaal kapitaal van gildebroeders in de Noord-Brabantse schuttersgilden, 1600-2000 (2009)

Nissen, P., ´De folklorisering van het onalledaagse´ (1994)

Rieter, O. (red), Nostalgie. Met een roze bril omgaan met het verleden (2010)

Tag Cloud
bottom of page