top of page
Featured Review

Hedendaagse cultuurpatronen


Film poster cliches

Inleiding

Iedereen die weleens met de trein reist in een voor hem of haar minder bekende streek in Nederland kent de ervaring dat de coupégenoten er 'anders' spreken: sommigen gebruiken een bijna exotisch dialect, terwijl anderen wel ABN praten maar met een sterk accent. Zo spreekt men bijvoorbeeld zangerig in Limburg en slikt men bepaalde klanken in ‘n Twente.

Dergelijke verschillen tussen mensen worden niet bepaald door de genen of het type weer in een bepaalde streek, nee, ze zijn sociaal-cultureel bepaald. Mensen leren door te imiteren. Doordat een kind vooral met mensen in aanraking komt die op een bepaalde manier spreken leert het ook zo te praten. Nederlandse kinderen bijvoorbeeld die veel blootgesteld worden aan Belgische kinderseries ontwikkelen soms (meestal tijdelijk) een Vlaams accent, tot verwondering van hun ouders.

Taal is aangeleerd. De mogelijkheid om je talig te uiten wordt weliswaar overgeërfd, maar de concrete invulling van deze taligheid wordt bepaald door de culturele context waarin je groot wordt: je streek, je land, je religie. De overdracht van taal gebeurt door ouders en onderwijzers te imiteren, maar zeker ook door het nabootsen van vriendjes of klasgenoten. Het doorgeven van taalkundige eigenaardigheden geschiedt zowel verticaal (van generatie op generatie) als horizontaal (van groepsgenoot op groepsgenoot). Dit geldt niet alleen voor taal, maar voor alle culturele uitingen, meent de evolutiepsychologe Susan Blackmore. Door dat horizontale aspect verschilt culturele overdracht van genetische overdracht van menselijke kenmerken. Het is precies dit onderscheid dat cultuur een moeilijk te bestuderen fenomeen maakt, maar daarom juist zo fascinerend.

Bijna niemand zal ontkennen dat mensen geneigd zijn elkaars gedrag na te bootsen. Mensen voelen, al dan niet instinctief, aan dat het imiteren van succesvol handelen en denken van anderen mogelijk tot eigen succes, gezag of populariteit kan leiden. Het kopiëren van andermans cultuur geschiedt, zo menen sommige wetenschappers, in een memetisch proces. Memen zijn culturele patronen die zich over een maatschappij verspreiden door imitatie.

De menselijke cultuur is dermate complex dat er geen alles overkoepelende theorie over kan worden opgesteld die volledig bevredigend is. Aanhangers van de mementheorie claimen doorgaans niet dat hun theorie meer is dan een benaderingswijze met tekortkomingen. Het is echter een benaderingswijze die veel potentieel heeft en een lens biedt om door naar de mens en zijn denkbeelden, producten en gedrag te kijken.

In de mementheorie gaat het om culturele evolutie. Bij verspreiding van cultuur, zo wil de theorie, is niet het morele of kwalitatieve gehalte van de meme van belang, maar puur de effectiviteit ervan. Krachtige memen overleven, andere culturele uitingen verspreiden zich niet of nauwelijks. In die zin heeft de menselijke cultuur iets darwinistisch. De filosoof Colin McGinn maakt een onderscheid tussen drie typen van veel voorkomende ideeën: dromen, thema’s en memen. Dromen zouden niet verspreid worden door imitatie, maar omdat mensen ‘hardwired’ zijn om over bepaalde zaken te dromen, bijvoorbeeld dat men naakt is in een sociale situatie waarin dit niet gewenst is. Thema’s zijn ‘cultural units with intrinsic value which deserve to be spread and replicated’. Hiermee bedoelt McGinn wetenschappelijke, kunstzinnige en morele input. Memen daarentegen zijn in zijn visie alle cultuurpatronen die het niet verdienen om verspreid te raken, maar die ongewenst toch geïmiteerd worden. De grenzen tussen deze drie soorten zijn echter diffuus. Dromen zijn vaak cultureel bepaald: zo droom ik soms over wiskunde-examens waarop ik totaal niet voorbereid ben. Een dergelijke droom is een mengvorm tussen universele, aangeboren angsten en specifieke culturele invulling: ik ben als westerling bekend met het fenomeen wiskunde, met het onderwijssysteem en met het belang voor je toekomst dat over het algemeen wordt toegekend aan examens. Dergelijke cultureel-sociale kennis raakt, lijkt me, verspreid door imitatie, door het overnemen van inzichten van je omgeving. Het verschil tussen thema’s en memen is nog minder duidelijk: wie bepaalt of iets de moeite waard is om te imiteren? Wanneer is iets kunstzinnig of moreel goed?

De darwinistische kijk op memen kan niet verder doorgetrokken worden tot een bètawetenschappelijk relaas met wetten en formules. Memen moeten, zo is mijn stellige overtuiging, vanuit de cultuurwetenschappen bestudeerd worden. De cultuurwetenschappen bieden geen bewijzen maar eerder interpretaties, benaderingen van de werkelijkheid. Het afwijzen van de mementheorie als onwetenschappelijk, zoals veel commentatoren doen, berust op een denkfout. Men gaat er dan vanuit dat er bètabewijzen zouden moeten zijn, terwijl het bij memen eigenlijk om alfakennis gaat. Cultuurstudies is in zekere zin een tak van wetenschap die moeilijker is dan 'harde' wetenschap, juist omdat er op het gebied van cultuur geen wetten, geen herhaalbare tests en dus geen 'bewijzen' zijn. Dit gemis is echter geen argument om daarom maar geen onderzoek te doen. Juist de complexiteit maakt cultuurstudie zo interessant. Een voorbeeld van in mijn ogen veelzeggende cultuurwetenschappelijke kennis is het visuele cliché: wanneer men op Google ‘movie poster cliches’ intypt, krijgt men vele voorbeelden te zien van naast elkaar geplaatste filmaffiches die sterk op elkaar lijken, in compositie, onderwerp en kleurkeuze.

Het naast elkaar zetten van al dit visuele materiaal overtuigt je als kijker ervan dat bepaalde beelden veelvuldig geïmiteerd worden. Er is sprake van beeldrijm, waarvoor geen harde bètabewijzen zijn, maar die desondanks overtuigend gepresenteerd wordt. Het lijkt me zo te zijn dat een onderzoeker ook over dit soort onderwerpen iets zinvols en wetenschappelijks kan opmerken.

Cultuur maakt mensen tot mensen. Wie de mens van zijn cultuur wil beroven, wil hem van iets essentieels ontdoen. Winston Churchill zou zich volgens een broodje aap-verhaal tijdens de Tweede Wereldoorlog tegen bezuinigingen op cultuur hebben gekeerd, omdat cultuur datgene was waarvoor uiteindelijk gevochten werd.

Kwalitatief onderzoek

Cultuur is een ongekend divers fenomeen, dat alleen enigszins in kaart te brengen is met kwalitatief onderzoek. Je moet niet alles willen turven, volgens de methode 'meten is weten' of het menselijk handelen reduceren tot een neurologisch proces, losgezongen van de historische context. De context van de tijd waarin men leeft bepaalt, met de genen, wie men kan zijn. 'Digital natives' (zij die zijn opgegroeid met de moderne digitale communicatiemethoden) zijn een ander soort mensen dan diegenen die hen voorafgingen, die zich analoge tijden herinneren. De mens wordt in de loop van de tijd een steeds complexer wezen door veranderingen in de contexten waarin men verkeert, en die complexiteit is voor een groot deel cultureel bepaald. Het duiden van cultuur is daarom van wezenlijk belang voor diegenen die iets willen zeggen over wat het is mens te zijn.

Volgens de mementheorie, in de jaren zeventig van de twintigste eeuw ontwikkeld door de evolutionair bioloog Richard Dawkins, verspreiden denkbeelden en cultuuruitingen zich als ‘virussen van de geest’ over de menselijke samenleving. De memen zouden van hoofd naar hoofd 'springen' en zo verspreid raken over de maatschappij. In iedere geest vindt een aanpassing van het oorspronkelijke idee plaats, zo blijft de menselijke cultuur dynamisch.

Er zijn ruwweg twee visies op de aard van het mens zijn in de loop van de geschiedenis. Volgens de ene visie is de mens in alle perioden dezelfde; het is perfect mogelijk om je in te leven in mensen uit het verleden, omdat mensen nu eenmaal mensen zijn. De tweede visie is historisch meer verantwoord: de mens verandert in de loop van de tijd van aard. Door veranderingen in voedselpatronen (bijvoorbeeld doordat men leerde het vuur te controleren en zo groenten kon koken), door het uitvinden van allerlei technische hulpmiddelen (van het wiel of de bril tot de mobiele telefoon), door veranderingen in denkwijzen over de ideale maatschappij (van feodalisme tot de sociaal democratie of het neoliberalisme) veranderen er dingen in de menselijke geest. De mens is in geen enkele periode hetzelfde. Voor een 21ste-eeuwer is bijvoorbeeld de humor uit de Middeleeuwen flauw, vreemd of wreed.

Dat oordeel over middeleeuwse humor is anachronistisch; het is heel moeilijk om de tijdgeest van een eerdere periode aan te voelen en te waarderen. Studie van memen uit het verleden kan je dichter bij begrip van 'vroeger' brengen. De cultuuruitingen uit eerdere perioden zijn een weerslag van de manier waarop men in het verleden dacht en handelde, ze zijn een weerslag van de tijdgeest. Het is interessant om te onderzoeken welke sociaal-culturele zaken in het verleden in zo sterke mate geïmiteerd werden dat we ze nu nog als representatief voor een bepaalde periode zien. Het is belangrijk en verrijkend om het verleden te begrijpen en ook om na te gaan hoe het heden is ontstaan uit dit verleden. Hoe de menselijke cultuur zich heeft ontwikkeld.

Memen zijn als de tijdgeest, je kunt ze niet zien. Hierbij is het aloude verschil tussen geest en brein van belang. Het brein wordt meestal bestudeerd als zou het functioneren in een tijdloos vacuüm, terwijl de geest meer te maken heeft met hoe mensen echt zijn als historische wezens die leven in een bepaald tijdperk. Het tijdperk, de context waarin je leeft, heeft grote impact op de herseninhoud. Misschien zijn we meer onze geest, dan ons brein.

Op een hersenscan zullen nooit zaken als menselijke humor, normen en waarden of fantasie kunnen oplichten. Wel kan een geneigdheid (om zich bijvoorbeeld humoristisch te kunnen uiten) worden vastgesteld, maar hoe die geneigdheid concreet wordt ingevuld verschilt per historisch tijdvak. Een deskundige in een witte jas zal nooit kunnen zeggen: daar in de hersenen zit in dat roze gekleurde breingebied het geloof in het spreekwoordelijke vliegende spaghettimonster. De menselijke cultuur is daar te rijk voor. Cultuur is afhankelijk van het contact met andere mensen of sociale structuren, met niet te meten, maar wel te benoemen zaken.

Culturele context

De Franse socioloog en filosoof Michel Foucault beschreef onder meer hoe het heden is ontstaan uit processen uit het verleden. Men kan iets pas denken als het past in de ontstane context. Gedachten die buiten deze context vallen zijn 'onzegbaar' volgens Foucault. In een bepaalde tijd komt men tot bepaalde denkbeelden. Ook memen kunnen zo beschouwd worden: zo is het verklaarbaar waarom op een zeker moment in de tijd twee of meer personen of groepen met dezelfde ideeën of dezelfde soort uitvindingen komen: de tijd was er klaar voor.

Het is voor een onderzoeker alleen mogelijk het karakter van de menselijke cultuur enigszins te benaderen. Dit kan slechts geschieden op een manier die recht doet aan de gevarieerdheid van de menselijke uitingsvormen. Wat ik doe in dit boek is nagaan hoe culturele evolutie van ideeën en beelden gekoppeld kan worden aan uitingen uit de volkscultuur en de massacultuur, aan de elitecultuur raak ik meer zijdelings. Het gaat me erom hoe beeldvorming ontstaat. Hoe raken memetische beelden verspreid? Hoe ontstaan denkpatronen aangaande bepaalde onderwerpen, hoe clusteren ideeën bij elkaar in een dynamisch cultureel proces?

Van een aantal culturele fenomenen en thema's ga ik na hoe ze fungeren in het heden en ontstaan zijn in het verleden, hoe ze verspreid raakten en raken en hoe ze gecombineerd werden en worden. Het vormen van meningen over cultuur is een dynamisch proces. Er kan geen voor altijd vastliggende kennis worden geboden. De cultuurwetenschapper is gesitueerd in zijn of haar tijd. De combinatie van achtergronden (zoals genen, sekse, economische klasse, kennis, natie) leidt bij iedere onderzoeker tot een eigen interpretatie van cultuur. Dit gegeven maakt de cultural studies niet minder wetenschappelijk of minder maatschappelijk relevant dan 'harde' wetenschap. Voor veel mensen is het interessanter wat je in een cultureel-communicatief proces kunt doen met een mobiele telefoon, dan nagaan hoe het ding technisch precies werkt.

De enige waardevolle cultuurstudie is die studie die verkent. De studie van cultuur moet zelf een bijdrage aan de cultuur zijn. De onderzoeker moet durven te speculeren, juist omdat objectieve waarheden erover niet voorhanden zijn. Nooit voorhanden kunnen zijn

Diegene die cultuurwetenschap beoefent heeft meer behoefte aan een lier om zijn of haar gedachten te verklanken, dan aan een telraam. Een cultuurwetenschapper moet, om in evolutionaire sferen te blijven, als een pauw zijn die imponeert met zijn veren.

De vorm is niet slechts de verpakking, maar een essentieel onderdeel van (of voorwaarde voor de kracht van) het betoog. Met andere woorden: boeken over memen die niet toegankelijk zijn, zullen geen of nauwelijks memetische invloed hebben, in zekere zin zinloos zijn, in ieder geval op de korte termijn.

Memencomplexen en bisociatie

Schrijvers van boeken over memen moeten, zo lijkt me, steeds op zoek gaan naar samenhangen tussen verschillende cultuuruitingen, uitdrukkingswijzen en concepten. De schrijver Arthur Koestler ontwikkelde de theorie van bisociatie. Hij stelde dat creativiteit het combineren van twee of meer zaken die er al zijn is. Uit oude cultuur iets nieuws scheppen: dat is de kern van bisociatie. Door met inventieve combinaties te komen weet men bij te dragen aan de culturele evolutie. Zo kwam Walt Disney met de koppeling van de animatiefilm met sprookjes, werden verschillende muziekvormen met elkaar verbonden in R&B en combineerde striptekenaar Willy Vandersteen volkscultuur met massacultuur, centsprenten met surrealisme.

In de mementheorie is de bisociatietheorie van Koestler opgenomen in het begrip memencomplex. Het gaat erbij om groepen memen, om memen die gecombineerd kunnen worden en daardoor krachtiger zijn. Naast het aspect imitatie is het aspect combinatie essentieel in hoe ik memen opvat in dit boek.

Suske en Wiske is een voorbeeld van bisociatie

Criteria

Francis Heylighen en Klaas Chielens van de Vrije Universiteit Brussel onderzochten de overdracht van culturele trekken, het in stand houden en verspreiden van culturele informatiepatronen. Beide wetenschappers noemen een aantal criteria voor het succes van memen. Ik selecteer hieruit de volgende vier criteria die ik in dit boek wil onderzoeken: emotionaliteit, eenvoud, coherentie en herhaalbaarheid. Emotionaliteit staat voor affectieve beïnvloeding, voor het associëren in de hersenen van bepaalde cultuuruitingen met een zeker gevoel. Eenvoud vat ik hier op als de relatieve eenduidigheid van de meme in kwestie. Het menselijk gedrag mag zeer complex zijn, voor de succesvolle overdacht van cultuurpatronen is mogelijk een zekere (schijnbare) simpelheid van belang. Met coherentie bedoel ik hier dat zaken die niet met het totaalplaatje stroken op den duur geschrapt zullen worden. Onder herhaalbaarheid vat ik hier de mogelijkheid op de memen te reproduceren in de geesten van anderen.

Slot

Honderd procent ware uitspraken over cultuur zijn er, ik merkte het reeds op, niet. Dat is juist de charme van het onderwerp. Als je de zwaartekracht eenmaal hebt bewezen valt er niet veel meer over te zeggen, terwijl (cultuur)geschiedenis volgens een bekende uitspraak van de historicus Geyl 'een discussie zonder einde is.' Door met een memetische bril op naar de cultuur uit heden en verleden te kijken, door vanuit een enigszins omstreden concept de materie te benaderen kan men tot onverwachte inzichten komen aangaande de menselijke cultuur. Door memetica te koppelen aan volkscultuur, massacultuur en mediacultuur kan de onderzoeker verbanden leggen tussen zaken die niet altijd met elkaar in verband worden gebracht. Het gaat hierbij om hypothesen, gebaseerd op kennis van de populaire cultuur en geschiedenis.

Dit essay gaat over de cultureel-evolutionaire kracht van bepaalde beelden, concepten en andere taaluitingen. Het wil pogen een zeer tentatief antwoord te formuleren op de vraag waarom en hoe populaire cultuur zich in de Westerse wereld verspreidt en wordt aangepast. Het zijn de krachtigste uitingen uit de populaire cultuur die overleven tot in onze tijd. Daarmee gaat het in dit boek over succesnummers. Zoals de geschiedenis door de winnaars wordt geschreven, zo zijn het op het denkbeeldige slagveld van de populaire cultuur krachtige memen die het kansrijkst zijn en eindeloos worden gereproduceerd. Dat is in ieder geval de hypothese waar dit boek vanuit gaat.

Met name door het internet is een veelheid aan beeld- en tekst- en geluidsmateriaal stammend uit het verleden voorhanden. Op elk moment kan een cultuurpatroon ‘van vroeger’ opnieuw in de schijnwerpers worden geplaatst, in die zin kan de memetische werking van uitingen veranderen: bepaalde cultuur kan gehercontextualiseerd worden en opnieuw belangstelling oproepen. Cultuurresten uit het verleden die eenmaal gedigitaliseerd zijn verdwijnen nooit meer 'voor altijd.' Deze resten krijgen steeds nieuwe betekenissen op elk moment in de tijd dat men er opnieuw kennis mee maakt. In die zin wijkt het internettijdperk op fundamentele manier af van eerdere perioden: eindeloos veel woorden, beelden en geluiden uit het recente verleden zijn voor handen. De populariteit van deze overblijfselen van cultuur hangt af van de invloedrijkheid van de cultuurbemiddelaars die zich ermee bezighouden.

Ik behandel een waaier aan culturele onderwerpen waarbij krachtige memen een rol spelen. Deze onderwerpen deel ik in in vier categorieën: mentaliteit, volkscultuur, massacultuur en typen. Sommige van de te bespreken onderwerpen vallen onder meerdere categorieën: zo is het stripverhaal zowel onder te verdelen onder de noemer 'volkscultuur' als 'massacultuur' en valt de nar onder zowel 'volkscultuur' als 'typen'.

Met mentaliteit bedoel ik de manier van denken over de wijze waarop men zou moeten leven in een bepaalde periode. Kort gezegd: de normen en waarden. Hierbij kan gedacht worden aan zaken als nationalisme, religie of het denken over wat smaakvol is.

Volkscultuur vat ik hier op als de totaliteit van de beleving van het alledaagse leven, waarbij aloude tradities, verschijnsels en verschijningsvormen uit de populaire cultuur: van de nar tot de Kerstman of het monster, een grote rol spelen.

Massacultuur omvat in mijn analyse recentere vormen van populaire cultuur die vooral verspreid worden met moderne communicatiemiddelen zoals telefoon, televisie, krant en internet. Hierbij kan gedacht worden aan reclame of complottheorieën.

De vierde categorie die ik onderscheid wordt gevormd door de typen. Typen vat ik hier op als uitgekristalliseerde mentale constructen van soorten mensen die met een etiket in hun essentie gevat zouden kunnen worden. Bijvoorbeeld de detective of de outcast. Dit doet misschien denken aan archetypen in jungiaanse zin, maar het gaat me hier niet om oerbeelden die via de genen worden doorgegeven, maar om typen waarover de kennis wordt verspreid door culturele evolutie.

De theorie over memen is omstreden. Voor een andere omstreden theorie uit de wetenschap zie: Metabletica

Tag Cloud
bottom of page