top of page
Featured Review

Verhaal


De Noordwijkse Methode- Hanneke Koppers

Hij is op de uitgeprinte routeplanner gekomen. De navigatie van de auto staat voor altijd uit. De zin ‘probeer om te draaien’ brengt hem te zeer van slag.

Controlefreak die hij is, heeft hij eerst het huis van Tocomi Braems bezocht, voordat hij richting zijn gereserveerde onderkomen rijdt. Dan weet hij straks wat te verwachten. Duinhorst. Puik & Duin, Duin en Zee. De bungalowparken schieten aan hem voorbij. Hij wil geen park met andere mensen. Tocomi Braems had hem aangeraden om in de buurt te logeren, en niet terug naar huis te rijden. Hij had gekozen voor een huisje aan de duinrand. Aan de rand van Noordwijk, maar niet bij Tocomi op de lip. Hij verkiest anonimiteit. Al weken.

Vóór die ene dag die alles heeft veranderd, was het niet in hem opgekomen om mensen als Tocomi te googlen. Maar sinds die dag die alles heeft veranderd, heeft hij alles geprobeerd. Rouwend bij Esthers urn gezeten, doorgegaan omdat je door moet gaan, slaaptabletten geslikt om in ieder geval de nacht door te komen, boeken gelezen van lotgenoten, er wel over gepraat met Annet, er niet over gepraat met Annet. Samen gehuild, gevloekt, ook al verbood hij dat normaal, gebeden. Noodconstructies aangelegd zodat het hoogst noodzakelijke van het reguliere leven door kon gaan, het eten op tijd op tafel stond, de tram werd gehaald. Het ritme weer proberen op te pakken, want niets verwerkt beter dan rust, regelmaat en reinheid, welke leeftijd je ook hebt. Het heeft allemaal niets geholpen.

Als een stroper is hij het internet afgegaan, op zoek naar iets of iemand die hem zou kunnen helpen. Nooit had hij geweten wat ten einde raad betekende tot nu. Nu hij het zo intens voelt dat hij niet meer weet hoe verder. Mensen als Tocomi Braems zitten niet in zijn netwerk. Maar met de woordcombinatie “rouwverwerking, flatline, bijna-dood-ervaring en seconden” in Google dook ze opeens op. Een woordhit die hem voorbij begrafenisondernemerpsychologie, gezwets over tunnels vol licht en filmrecensies bracht. Daar prijkte het op het scherm: “de pre-dood analyse volgens de Noordwijkse Methode.” Over anderhalf uur heeft hij zijn eerste afspraak met Tocomi. Snel springt hij onder de douche. Ze hoeft zijn angstzweet niet te ruiken.

“These premises are protected by an attack cat.” De afbeelding van een woest ogend katje is met vergeeld plakband tegen het raam geplakt. Bij het voorbij rijden enkele uren eerder oogde het huis vriendelijker dan nu. De voorgevel is bedekt met een wirwar van stekelige braamtakken met rode puntjes als klauwen. Heilige Geestweg 58. Hij drukt de bel in.

Op het internet heeft hij alleen op de site www.forum.Fok.nl een verwijzing naar de Noordwijkse Methode gevonden. De meeste reacties geschreven nog voordat de methode op hen is toegepast. Een mengeling van spanning en hoop vervult de pagina’s. Hij leest ergens iets vaags van strafbaarheid. Het kan hem niet meer donderen. Er moet iets gebeuren. De schuld, de pijn, het verdriet. Het teert hem uit van binnen als een hyperactieve kanker. Geen cel meer onaangetast. Als niets anders helpt dan maar de Noordwijkse Methode van Tocomi Braems.

Nog voordat iemand de deur kan openen, hoort hij een stem. ‘Tocomi neemt haar tijd. Zodat u kunt bedenken of dit is wat u echt wilt. Want eenmaal binnen bij Tocomi is er geen weg terug.’ Hij waant zich even in het sprookjesbos van de Efteling. Je drukt er op een bel en daar zwaait een pop met een metalige stem uit een raam. Er is geen weg terug. Het was zijn antwoord geweest op Esther’s ‘probeer om te draaien’. En ook nu weet hij dat er geen weg terug is. Hij drukt nogmaals hard op de bel. Bijna onmiddellijk gaat de deur open en herkent hij de vrouw van de Google afbeelding. Klein, donkere haren, ogen zo vurig als die van de attack cat voor haar raam. Tocomi zal hem bieden waarvoor hij gekomen is.

‘Welkom. Ik verkoop ervaring en beleving. Van het meest heftige soort.’ Tocomi slaat alle omgangsregels over en komt meteen ter zake. Hij stapt ongevraagd naar binnen.

‘Ik moet iets meer basis-informatie hebben om het juiste programma voor u samen te kunnen stellen, meneer IJzermans.’

Hij knikt en neemt plaats op het puntje van een verschoten stoel. ‘We hadden een weekendje Brussel gepland. Februari. Het was nog vroeg, ik reed de stad in, per ongeluk tegen het verkeer in. Het uithangbord van ons hotel was in de verte te zien. Ze zei nog ‘probeer om te draaien’ met het Belgische accent dat alle navigatiesystemen zo kenmerkt. We lachten zenuwachtig en telden de meters tot het hotel. Ik denk dat ik zei ‘Er is geen weg meer terug.’ En toen was daar die Porsche. Uit het niets. Ik vond mijn hoofd terug in een airbag, dat van haar verbrijzeld tussen het voorraam en het portier.’ Hij hapert. Deels om zijn tranen weg te slikken, deels omdat hij niet weet wat hij verder moet zeggen.

Tocomi knikt. ‘Dank u, dat is voor mij voldoende.’

Hij weet niet waar te kijken.

‘Als u even hier wilt wachten, kom ik zo weer bij u.’ Ze verdwijnt achter een gordijntje. Hij hoort driftig getik en gekrabbel. Het doet hem denken aan een tattooshop, waar menig klant zijn persoonlijk verhaal vertaald ziet in een ter plaatse handgetekende tatoeage. Het is paradoxaal dat mensen iets afsluiten door het permanent zichtbaar op hun huid te dragen.

Hij betrapt zichzelf erop dat hij begint te praten tegen het gesloten gordijn. ‘Tocomi, kun je mij iets meer vertellen over je methode?’

‘Dat kan ik wel, maar dat brengt u niets. U bent bij mij gekomen voor een reden en die reden kent u zelf als geen ander’. Ze overhandigt hem een envelop. ‘Ik wens u succes en zie u graag over drie dagen weer.’

‘Wat moet ik hiermee?’ De envelop ligt zwaar in zijn hand, ook al weegt hij niets.

‘Morgenvroeg open maken. Dan wijst de rest zich vanzelf.’

Zonder haar een hand te geven, loopt hij het huis uit. De envelop tegen zijn borst gedrukt.

Pas de volgende ochtend opent hij de envelop. Een reeks van mini-envelopjes puilt naar buiten als een nest vol jonge spreeuwtjes. Schreeuwend om aandacht. Ze zijn ongenummerd. Hij pakt er lukraak eentje uit.

“Dikkertje Dap zat op de trap”. Meer niet.

Hij trekt dezelfde kleren aan als gisteren, en eergisteren en de dag ervoor. Sinds Esther voor het laatst zijn kleren heeft klaargelegd draagt hij steeds opnieuw die combinatie. Broek met vouw, overhemd met kleine manchetknopen en een lamswollen trui. Hij heeft alles in drie kleuren en wisselt zo door de week. Met een krentenbol in zijn mond stapt hij de auto in. Op zoek naar wat eigenlijk? Annie M.G. Schmidt? Een trap? Een dikkertje?

Sommige wegen in het leven leiden naar één punt en terug. Zonder afslagen of omwegen. De weg die hem naar zijn vakantiehuisje bracht, leidt hem nu linea recta terug naar Noordwijk. Hij parkeert bij een kerk en overweegt naar binnen te gaan. Door mijn schuld, door mijn grote schuld, schiet er door zijn kop. Gereformeerd, katholiek, joods of moslim. Het begrip schuld is universeel. De kerk is omgeven door een grasveld vol uitgekomen bloembollen. Te midden daarvan staan twee giraffen beelden. Hij kan er niet bij komen, het grasveld wordt van de openbare ruimte gescheiden door een gietijzeren hek. Een klein ventje duikt naast de giraffen beelden op en begint tegen hem te praten.

‘Het voelt als de rit op de staart van de giraffe. Een duizelingwekkende vaart van herinneringen komt aan je voorbij, de kinderherinneringen zijn het sterkst.’

‘Wat voelt zo?’ Hij kijkt het ventje niet begrijpend aan.

‘U wilt de laatste seconden voor de dood intreedt ervaren, beleven en begrijpen, toch?’

Hij knikt. Niets liever dan dat. ‘Dus het is mooi, die laatste seconden van je leven?’

Hij schrikt van de rare grimas die het ventje trekt. ‘Totdat je valt. Net als Dikkertje Dap. Maar je moet het zelf ervaren’. En het mannetje verdwijnt tussen de Vergeet-me-nietjes.

Hij zal Esther nooit vergeten. Zijn behoefte om te ervaren en te weten is uit eerbetoon aan haar. Althans dat zegt hij. In twintig jaar huwelijk heeft hij zich nooit afgevraagd welke emoties en ervaringen ze had. Zij deelde die met haar tweelingzus Annet, niet met hem. Hij had dat altijd prima gevonden. De onbreekbare band tussen tweelingzussen. Heeft hij er ooit moeite voor gedaan? Echt Esther willen leren kennen? Zorgzaam en liefhebbend heeft hij op de rouwkaart laten zetten. Zorgelijk nietszeggend. Wat maakt dat hij het nu wel wil weten, nu wel wil doordringen tot het diepst van haar emotie, nota bene de emotie van dat ene vreselijk moment wanneer je de dood in de ogen kijkt? Geërgerd door zijn eigen gedachten loopt hij weg van het hek.

Esther zei altijd dat hij meer moest drinken. Twee liter per dag. Hij mijdt het café en gaat op zoek naar een supermarkt. In de Noordwijkerpassage stuit hij op een slijterij. Voor de ingang zit een man, het klassieke beeld van een alcoholist. Een te grote broek met vuige strepen, het overhemd een knoop of twee te ver open. Ongeschoren. De man wenkt hem.

‘Aangenaam. Ze noemen me halfway Henkie.’ Hij wijst op het bord dat achter hem aan de muur bevestigd is. “Wij hechten aan tevreden klanten. Wanneer u de drank niet lekker vindt, kunt u hem terug brengen. Zelfs als de fles al half leeg is.” Zijn blik gaat naar de halflege fles in zijn hand. ‘Die kan retour. Kosteloos. Kostelijk.’

Met een korte knik naar de alcoholist wil hij doorlopen. Maar de man grijpt hem bij zijn enkel. ‘Het is als de roes van de alcohol. Van bovenaf kijk je neer op wat er is gebeurd, zonder het echt te zien. Het is benevelend en zacht en mooi.’

‘Wat is benevelend?’

‘U wilt de laatste seconden voor de dood intreedt ervaren, beleven en begrijpen, toch?’

Hij knikt. Niets liever dan dat. ‘Dus het is mooi, die laatste seconden van je leven?’

‘Tot de man met de hamer komt. De ogen gaan open, zien de ravage en je voelt de pijn. Dan gaat het licht uit. Maar u moet het zelf meemaken.’

De greep om zijn enkel verslapt en gauw loopt hij verder. Zijn vingers frunniken aan een envelopje. Hij opent het. “Klant tevreden?” staat erop. Het geeft hem een rilling.

Snel pakt hij er nog een. “In het holst van de dag.”

Terug in de oude binnenstad doemt een statig pand op. Buitenkliniek van het voormalig Academisch Ziekenhuis, geboortehuis van Henriette Roland Holst, zo vertelt het plakkaat van de ANWB. Voor haar borstbeeld houdt hij stil. Naast hem verschijnt een oud vrouwtje. Eenzelfde knot onder in de nek, eenzelfde statige neuslijn als de dichteres. Ze praat voor zich uit: ‘De zachte krachten zullen zeker winnen/ in ’t eind- dit hoor ik als een innig fluistren/ in mij: zo ’t zweeg zou alle licht verduistren/ alle warmte zou verstarren van binnen.’

Hij voelt haar hand op zijn onderarm. Zijn achterhoofd wordt licht verwarmd door de ontluikende middagzon. ‘Juist op het eind is het mooi en zacht niet?’ Hij vraagt het zonder haar aan te kijken.

‘Je hebt de kracht om iedereen nog een keer aan te halen, nog een laatste liefkozing voor allen die je dierbaar zijn.’

‘Dat is mooi.’

‘Dat zou mooi zijn. Maar uiteindelijk kun je er niet bij. Is je arm te kort. U begrijpt wat ik zeg als u het eens mee heeft gemaakt. Ik weet het, maar blijf zeggen, de zachte krachten zullen zeker winnen/ in ’t eind…’

Hij hoort hoe ze de zinnen van het gedicht van Roland Holst blijft murmelen terwijl ze van hem vandaan loopt.

De confrontatie met de eerste drie envelopjes heeft hem uitgeput. In restaurant De Witte Raaf worden eenlingen een groep, maar hij trekt zich terug aan een tafeltje in de hoek. Kastelein Hein vraagt hem wat het wezen mag. ‘Tocomi-klant zeker? U ziet er uit als een weldenkend mens. Laat de gekte niet zover komen dat u tot het laatste envelopje gaat. Dat u op het Tocomi-kerkhof belandt.’

Hij knikt slechts afwezig, niet in staat nog meer vreemde raad tot zich te nemen.

Is het zijn immense schuldgevoel dat hem hiertoe drijft? Nog niemand heeft er met hem over durven spreken. Over het verlies ja, over het verdriet ja, maar niet over het feit dat als hij, als hij niet, ja dan. En om zijn schuld weg te wassen hoopt hij dat haar laatste seconden mooi zijn geweest. Bijna zo mooi dat ze ze nooit had willen missen. Dat het alles waard is geweest. Er zitten nog drie envelopjes in zijn envelop. Hij is halverwege.

Wat heeft de Noordwijkse Methode hem tot nu toe gebracht? Hij weet niet hoeveel waarde hij moet hechten aan dikkertje dap, halfway henkie en Henriette Holst. Ze zeiden allemaal dat het mooi begon, maar het echte einde, die allerlaatste seconde, was die nog zo mooi? Had hij genoeg om te stoppen, durft hij te teren op het idee dat de een na laatste seconden mooi zijn geweest, ongeacht wat de allerlaatste bracht?

Hij moet slapen, helder worden voordat hij doorgaat met deze queeste. In de auto moet hij zijn best doen koers te houden. Hij verlangt naar de kleurloze duinen en het verstilde vakantiehuis. Geen plotselinge gasten met ervaringen en belevingen, geen indrukken. Zonder dat hij het zich realiseert heeft hij een andere rotonde genomen. Leidt er toch een andere weg naar de duinrand. Opeens knalt een rode tulpenzee zijn vizier binnen. In paniek grabbelt hij een envelopje uit zijn broekzak. Hopend dat het verlichting brengt. “Who’s afraid of red, yellow and… Vul haar favoriete bloembollenkleur in.” Paars. Hij is doodsbang. Doodsbang dat zij doodsangsten moet hebben uitgestaan. Door zijn schuld. Inmiddels is hij ook doodsbang voor dit enveloppenspel. Hoe kan Tocomi weten dat hij een andere route nam? Snel stuurt hij de auto naar het vakantiehuis en duwt zijn hoofd onder het kussen.

Hij slaapt een etmaal. Zo moe, sinds die ene dag, zo moe. Het is dag drie. Het weerzien met Tocomi. Hij weet dat hij het af moet maken. Dat hij moet weten hoe het echt is geweest, die laatste seconden van haar leven. Dat de antwoorden van de eerste vier envelopjes niet voldoende voor hem zijn geweest. Dat Tocomi hem dat ultieme kan bieden.

Hij draait de grote envelop op zijn kop. Behalve de twee laatste envelopjes valt er een ook strookje papier uit. “Aan het einde is het een kwestie van kiezen. De weg leidt maar naar een punt. Kies nu en laat de ander ongeopend.”

Hij weegt beide envelopjes op zijn hand. Even zwaar, even groot. Hij houdt ze tegen het licht. Ze verraden niets. Hij probeert aan Esther te denken wanneer hij wikt welke te kiezen. Dan scheurt hij er een open.

“Meld je om half drie vanmiddag bij het leegstaande Hof van Holland in Noordwijk. De car-crash-ervaring staat voor je klaar. Stap in naast de dummy en je zult voor eens en altijd weten hoe het voelt.”

Zo doet ze het dus. Ervaren van het meest heftige soort is na-spelen. Niets toneel, maar voor het echie. De woorden van kastelein Hein schieten door zijn hoofd. Het Tocomi-kerkhof. Hij is bereid tot deze stap. Ervaren wat hij Esther heeft aangedaan. Door zijn schuld, door zijn grote schuld.

Voor de laatste keer haalt hij het ensemble dat zij ooit samenstelde uit de kast en kleedt zich aan. Drie dagen geleden had hij niet kunnen vermoeden dat hij vandaag op dit punt zou staan.

Beheerst en overtuigd rijdt hij naar het Hof van Holland. Voor het verlaten hotel parkeert hij zijn auto. Die is straks iemand anders zorg. Het laatste envelopje brandt in zijn borstzak. De regels van het spel zeggen dat hij het ongeopend moet laten, maar hij heeft graag de controle. Hij wil weten wat het zegt. Hij opent het en vindt een telefoonnummer. Nog voordat hij het kan draaien gaat zijn mobiel. Het nummer dat verschijnt is identiek met de cijfers die op het laatste kaartje staan. Wat als hij dit envelopje als een-na-laatste had gekozen? Hij neemt de telefoon op.

‘Papa, ik ben bij tante Annet. Wanneer kom je naar huis?’

Tag Cloud
bottom of page