Interview Eva van Pelt
Foto: Ilse de Graaf
Wat betekent theater voor u?
Je mag 'je' zeggen, ik geloof niet dat ik een 'u' ben! Theater, of eigenlijk theatraliteit, betekent voor mij ontsnappen aan de zinloosheid van mijn bestaan. Dat klinkt ingewikkeld, hè? Kijk, ik geloof dat dieren (en daar horen wij als mensen bij) geboren worden, zo lang mogelijk overleven, en weer sterven, en dat dat in principe zinloos is. Het verschil met andere dieren is dat wij ons bewust zijn van die sterfelijkheid en zinloosheid, en dat we dat moeilijk te verdragen vinden. Ik vind dat vreselijk: dat ik in basis onbelangrijk ben. Ik krijg dat niet opgelost.
De enige momenten waarop ik écht aan dat existentiële probleem ontsnap, zijn de momenten waarop ik geraakt wordt door theatraliteit, in wat voor kunstvorm dan ook. Een beeld, een klank, een specifieke kleur licht die samenkomt met een specifieke zin of beweging, op zo'n manier dat het me raakt in het stukje van mezelf waarmee ik niet kan denken. Het stukje dat ik niet kan aansturen of controleren, maar dat slechts ontvangt, voelt en ervaart.
Theater betekent overgave aan mijn oerinstincten, ultieme kwetsbaarheid, delen, raken en geraakt worden. In het moment gezogen worden en daar niet meer uit hoeven, omdat daar, zonder dat je kunt uitleggen waarom, alles voor heel even klopt.
Wie zijn je muzikale invloeden?
Mijn vader is muzikaal heel breed georiënteerd en geïnteresseerd. Dat heeft ertoe geleid dat ik opgroeide in een huis waar altijd muziek klonk, door de speakers dan wel de klankkast van een gitaar, viool of contrabas. Ik voelde me opvallend aangetrokken tot Fado, een Portugese muziekstijl of zangkunst met een sterk expressief karakter. De taal, de intervallen, de overgave en de noodzaak in die muziek sprak en spreekt me enorm aan. Toen ik zelf muziek begon te maken luisterde ik veel naar Beth Hart, Dave Matthews, David Gray, Amos Lee, Fink en Tori Amos. Pas veel later werd ik aangetrokken door Nederlandstalige muziek. Herman van Veen, een groot vakman bij wie de klassieke invloeden die ook in de Fado terugkomen te horen zijn, maar vooral ook Wende, Roosbeef, Eefje de Visser en sinds korte tijd: Flip Noorman. Wende is waarschijnlijk mijn grootste voorbeeld, muzikaal, tekstueel maar nog meer wat betreft performance. Ik word geraakt door haar focus, overgave en noodzaak. Flip Noorman is een zeer getalenteerde jonge maker en muzikant die ik tegenkwam toen ik me verdiepte in het Amsterdams Kleinkunstfestival, dat hij twee jaar terug won. Een groot performer die zaken als noodzaak en overgave volledig begrepen heeft. Rauw, lelijk, onvoorwaardelijk.
Hoe zou je je muziek typeren?
Ik vind dat een rotvraag! Muziek is er niet om te typeren, muziek is er om te horen.
Maar vooruit, ik zal een poging wagen. Mijn muziek is Nederlandstalig, intelligent direct en divers. Mijn performance is krachtig, intens en kwetsbaar. Omdat de songs zo sterk uiteenlopen beschrijf ik het vaak als genre-overstijgende popmuziek, wat een vrij nietszeggende term is. Dat is oké: ik verkoop muziek liever met muziek, dan met woorden. Binnenkort breng ik mijn debuutalbum uit, zodat ik dat overal kan gaan doen!
Je schrijft ook gedichten. Wat kun je kwijt in een gedicht wat je niet kwijt kunt in muziek?
Ik zie het eigenlijk niet zozeer als gescheiden dingen: gedichten, teksten, liedjes. Je wilt iets vertellen en zo'n verhaal vindt iedere keer op een andere manier zijn vorm. Ik schreef 'Cirkel' en dat moest heel duidelijk een gedicht zijn. Ik heb ook niet geprobeerd dat op muziek te zetten, want het was al af. Ik vind het om diezelfde reden vaak ook vervelend als mijn liedteksten puur als tekst gebruikt worden in artikels of recensies. Dan denk ik "ja, maar nu weet niemand hoe het klinkt."
Wat is je mening over het culturele klimaat in je woonplaats Den Bosch?
Ik woon op dit moment even niet meer in Den Bosch, hoewel het nog steeds de plek is vanuit waar ik mijn projecten vormgeef, waar ik samenwerkingen aanga en vanuit waar ik aan mijn carrière als maker bouw. Het mooie aan Den Bosch is de relatief grote groep initiatiefrijke jonge makers en culturele organisators, en daarnaast de oprechte betrokkenheid van het publiek. Theaterbezoekers, festivalbezoekers, film- en muziekliefhebbers, jong en oud.. In Den Bosch hebben ze hun vaste adresjes, avonden en artiesten en zoeken ze elkaar op voor gesprek, debat, brainstorm en bier. Den Bosch is trots op mij als ik weer een stap heb mogen zetten als maker. Trouw komt Den Bosch dan kijken, een praatje maken, en een schouderklopje geven.
"Het was weer mooi, Eva. Tot de volgende."
Een stads dorp, of een dorpse stad: trouw, trots, licht chauvinistisch maar toch ook open en bereid om te ontdekken en ervaren. Mijn hart ligt in Den Bosch, ik ben er voorlopig niet weg te slaan en verwacht er in de toekomst ook weer te wonen.
Foto: Jan Wildschut