top of page
Featured Review

Inkt op de golven: over Hart Crane


Boven de verse rimpelingen van de branding

villen stralende gestreepte boefjes elkaar met zand.

Zij hebben voor schelpenschalen een verovering verzonnen

en hun vingers brokkelen flarden gebakken wier

vrolijk gravend en strooiend.

En in antwoord op hun hoge kreten

slaat de zon bliksem over de golven,

vouwen de golven donder over het zand;

en konden zij mij horen, ik zou ze zeggen:

o schitterende kleintjes, stoei met je hond,

streel je stokken en schelpen, gebleekt

door tijd en de elementen; maar er is een streep

waar je niet over mag, noch ooit eroverheen mag toevertrouwen

rap touwwerk van je lichamen aan liefkozingen

te zeer het korstmos trouw, van te brede borst.

De zeebodem is wreed.

(Uit: Voyages, Hart Crane, vertaald door Lloyd Haft*)

Harold Hart Crane werd geboren op 21 juli 1899 in Garrettsville Ohio. Zijn familie stamt af van de pioniers die in huifkarren naar het westen trokken. De grootouders van Hart waren echter reeds gevestigde kleine ondernemers in het jonge Amerika. En ook zijn vader wist zich spoedig te ontwikkelen tot een succesvolle snoepfabrikant en snoephandelaar. Harts moeder was daarentegen het gevoelige type. Binnen het gezin familie trok de sensitieve Hart meer naar haar toe. In huiselijke conflicten koos hij vaak partij voor haar. Op zijn negende kwam hij bij zijn grootouders terecht, toen zijn moeder overspannen een sanatorium in vluchtte en zijn vader briesend naar Chicago vertrok.

Hart Crane schreef al vanaf zijn dertiende gedichten. Volgens de contemporaine criticus Gorham Munson schreef hij op zijn zestiende beter dan de dichter Amy Lowell ooit kon. Ook onderging hij op zijn zestiende voor het eerst de zee, toen hij samen met zijn moeder naar de ‘Isles des Pines’ voer, gelegen ten zuiden van Cuba. Zijn grootvader bezat daar een boerderij. De mystieke kant van de zee zou een blijvende invloed op hem uitoefenen. Datzelfde jaar scheidden ook zijn ouders.

Toen Amerika aan de eerste wereldoorlog mee ging doen, besloot Hart niet te gaan studeren maar voor zijn vader in Cleveland te werken. Wellicht hoopte hij op een baantje dat gemakkelijk te combineren zou zijn met zijn literaire ambities. Zijn vader was diep teleurgesteld in de poëtische interesses van zijn zoon en gaf hem allerlei lage baantjes tegen minimumloon. Ook instrueerde hij betrouwbare medewerkers om hem te bespioneren, mocht hij tijdens werk zoiets verfoeilijks willen doen als het lezen van gedichtenboekjes. Hart heeft gewerkt als limonademenger en als verkoper achter de counter. Bij tijd en wijle ontsnapte hij aan de strenge controle door elders te gaan werken, onder andere in New York als copy editor. In 1920 brak hij definitief met zijn vader, en vertrok naar de stad waar hij zich thuis voelde: het kosmopolitische New York met zijn ruime baai en internationale haven.

In New York werkte hij aan zijn poëtica, die neerkwam op een overgave aan het leven, die sterk doet denken aan het ‘déreglement du senses’ van de Franse dichter Rimbaud. Door een overdaad aan stimulerende middelen wordt het onbewuste en het visionaire in de menselijke geest geopend. Deze oerkrachten wou hij een gedisciplineerd, rationeel tegenwicht bieden om zo een ultieme, haast gnostische balans in zichzelf te vinden. Hij wou zichzelf in zijn gedichten neerleggen als een mystiek mens die het medium vormt tussen de tastbare realiteit en de onstoffelijke, spirituele werkelijkheid.

In 1926 verscheen de bundel ‘White Buildings’, die in de pers goed ontvangen werd. In deze bundel staan enkele van Harts beste gedichten, waaronder ‘Broken Tower’ en ‘For the Marriage of Faustus and Helen’. Ook de zee is er een graag geziene gast. Evenals voor Rimbaud vertolkte voor Hart de zee niet de rol van een oneindige horizon. Ook beeldde zij niet het trekkend, rusteloze verlangen uit. Hij gebruikte haar symbolisch in zijn visionaire gedichten. De zee was voor hem zowel dreigend, immens en gevaarlijk als omarmend, toegeeflijk en moederlijk. De zee is de bron van al het leven. Maar tegelijkertijd betekende zij voor de mens onherroepelijk de dood. In het lange gedicht ‘The Waste Land’ (192 ) van T.S. Elliot, een door Hart Crane bewonderde tijdgenoot, krijgt de zee dezelfde gedaante. In dat gedicht wordt er tijdens het kaartleggen gewaarschuwd: ‘Fear death by water’. Maar even verderop is het dan toch zover. ‘Death by Water’ heet het vierde deel, gevolgd door de beschrijving van de botten van een handelaar over zee, die nu rusteloos op de bodem van de zee fluisteren: ‘Consider Phlebas, who was once handsome and tall as you.’

Hart Crane had eenzelfde worsteling met de zee. Enerzijds voelde hij zich erdoor aangetrokken. Hij leefde in een havenstad en trok graag op met zeelui in de kroegen langs de havens. Hun zorgeloosheid had op hem een ontspannende werking. Anderzijds hoorde hij ook de roep des doods die in de golven weerklonk. De negentiende-eeuwse dichter Walt Whitman, ook een groot idool van Hart Crane, hoorde dezelfde lokroep tijdens zijn eenzame dwaaltochten langs de oevers van het toen nog handzame New York.

Gesteund door de positieve ontvangst van zijn eerste bundel, wilde Hart zich wijden aan een opus magnum dat zijn plaats in de Amerikaanse literaire traditie op zou eisen. Het zou een werk worden dat de Amerikaanse geschiedenis in perspectief zou plaatsen en de Amerikaanse cultuur een groot en inspirerend symbool zou schenken. Ook moest het de grilligheid van zijn tijd, de ‘Roaring Twenties’, weergeven. Al deze elementen zag Hart samengebald in dat ene, futuristische, door mensengeesten bedacht en door mensenhanden geschapen bouwwerk dat de zee wist te weerstaan: de Brooklyn Bridge. De brug verbond twee kanten met elkaar - net als Harts visie van de mystieke dichter twee zaken verbond - en het weerstond de dodelijke kaken van de zee.

Was het toeval dat deze mythische visie op de brug zich aan hem openbaarde in dezelfde kamer waar Washington Roebling als hoofd ingenieur de bouwvorderingen van diezelfde brug overzag? Roebling was toen fysiek niet meer in staat was om langs de werkplaatsen te gaan. Door het harde werken onder water had hij decompressieziekte opgelopen en stierf langzaam aan de gevolgen ervan. Half verlamd keek hij door het raam toe naar de gestage vorderingen van zijn geesteskind.

Hart Crane schreef hier in een opwelling het eerste en beste deel van zijn gedichtenbundel ‘The Bridge’: ‘Atlantis’, genoemd naar dat mythische, paradijselijke eiland dat door de golven verzwolgen werd. De brug volgt voor hem de omgekeerde weg. Door mensenhanden wordt een paradijselijke mythe geschapen die boven de zee uitsteekt.

Tijdens het schrijven van de rest van zijn bundel verloor hij echter langzamerhand de moed en beklaagde zich regelmatig over de voortgang van het project. Ophouden zou een te groot gezichtsverlies betekenen, er werd teveel van hem verwacht. Maar hij begon het vertrouwen te verliezen dat hij had toen hij aan zijn omvangrijke raak begon. En voor een visionair is vertrouwen cruciaal.

Hart daalde figuurlijk weer van de brug af, naar de oevers van de zee. De stad in de bundel is gevuld met beelden en personages van de zee, en met hun op handen zijnde vertrek. Het enige moment in bundel waarop er in het heden een idylle bereikt wordt, is het ontwaken naast een geliefde in de mistige ochtend van de haven van New York, ongetwijfeld autobiografisch geschreven.

Dankzij het mecenaat van de zakenman Otto Kahn kon Hart Crane enkele korte reizen naar Europa maken en zich volledig wijden aan de voltooiing van zijn bundel. In 1930 verscheen uiteindelijk de bundel ‘The Bridge’, opgedragen aan Otto H Kahn. De literaire kritieken waren er allesbehalve lovend over. De hoopvolle aspiraties waarmee Hart Crane begonnen was, werden niet ingelost. De mythe die hij wou bouwen om een land te eren, maar ook om zichzelf als dichter en als mens te definiëren, bleek niet bestendig genoeg. Hij viel terug in de anarchie van zijn leven. Het drinken begon de overhand te krijgen, het schrijven werd steeds minder. En hij was niet bij machte om een bevredigende liefdesrelatie met iemand anders op te bouwen.

In 1931 kreeg hij een beurs van de Guggenheim Foundation toegewezen om de Mexicaanse cultuur te bestuderen. Weer voer Crane, ditmaal naar het land waar de dood een prominente plek in de cultuur heeft ingenomen. Op de terugreis sprong hij zonder al te veel bravoure van het schip. Dit is het laatste wat er van Hart Crane vernomen werd. Volgens sommigen was hij kort ervoor afgewezen door een van de matrozen aan boord, en sprong hij in een opwelling van wraak en radeloosheid. Volgens anderen was zijn leven in zo’n chaos verzeild geraakt dat hij geen andere uitweg meer zag. Terugkijkend was de enige relatie van betekenis die hij ooit heeft gehad, met de vrouw van zijn beste vriend geweest.

Als achttien jarige schreef hij hoopvol: ‘Er is maar één harmonie: namelijk het evenwicht, in stand gehouden door twee tegengestelde krachten die even sterk zijn. Wanneer ik doorheb dat één emotie overweldigend wordt met betrekking tot een feit, of een uitspraak van de rede, dan is het enige manhaftige, eervolle, verstandige wat ik doen kan, juist de logische kant opbouwen, daarmee balans bewerkstelligend en, in de kunst, formele expressie.’

(*De vertalingen door Lloyd Haft zijn niet altijd even goed. Deze passage is de een van de betere uit de bundel met vertalingen van Hart Crane, 'Gefluisterd Licht', verschenen bij de Arbeiderspers. Ter zijn verdediging moet wel gezegd worden dat het werk van Hart Crane bijzonder (taal)complex is en daardoor ook heel moeilijk te vertalen.)

Dit artikel verscheen voor het eerst in Nynade nr. 2, aug. 2007

Een recente publicatie van Joris Lenstra over literatuur is hier te verkrijgen: http://nl.blurb.com/b/6487215-lees-maar-er-staat-niet-wat-er-staat

Zie ook een ander essay van Joris Lenstra over poezie

Tag Cloud
bottom of page