Interview Sandra Bernart
Waarover gaat je roman 'Ik zag Menno'?
In Ik zag Menno volgen we Vincent, een vrij serieus en berekenend type. Kansberekeningen geven hem grip op zijn leven. Zo heeft hij berekend dat hij gelukkig zal worden met Kim. Wanneer hij bij het boeken van hun huwelijksreis zijn doodgewaande broer Menno herkent in de reisbrochure, offert hij zijn zorgvuldig opgebouwde zekerheden op met maar een doel: zijn broer vinden. Menno stond in tegenstelling tot zijn broer erg onbevangen in het leven. Vincent begint zijn zoektocht in Spanje, maar zonder succes. Rosana, een straatartieste ‘zonder hoofd’, stimuleert hem zijn risicomijdende levenswijze los te laten, om de kans te vergroten zijn vrijgevochten broer tegen het lijf te lopen. Langzaamaan gaat hij het leven leiden dat Menno zou hebben geleid. Aanvankelijk om Menno te vinden, maar de onbevangen manier van leven bevalt hem verwarrend goed. Het is een tragikomische roman over een zoektocht naar vrijheid en heelheid.
Waarom schrijf je?
Het geeft me enorm veel energie om met een lege bladzijde de dag te starten en de dag af te sluiten met een tot leven geschapen pagina. Dat proces van creëren, van niets iets maken, is volgens mij inwisselbaar met het maken van een schilderij, een meubelstuk ontwerpen, muziek componeren of het bakken van een taart. Iets creëren is mijn brandstof. Schrijven is mijn voertuig. Niet zonder reden. Ik heb moeite om me mondeling goed uit te drukken. Vaak omdat ik niet de tijd durf te nemen ergens wat langer over na te denken voordat ik iets zeg. Pas later, meestal ’s nachts, bedenk ik wat ik eigenlijk had willen zeggen, hoe ik het precies bedoelde, welke woorden daarbij perfect hadden gepast. Ik heb grote bewondering voor mensen die zich haarscherp kunnen uitdrukken. Schrijven is voor mij een manier om in alle rust precies datgene te verwoorden, wat ik bedoel. Een manier van uiten die bij me past.
Kun je iets vertellen over je manier van schrijven? Heb je een gestructureerde aanpak of een intuïtieve?
Meestal begin ik plompverloren, midden in een moment. Vandaaruit ontvouwt zich bij mij vaak vrij organisch en associatief vanzelf een verhaal. Als dat niet vanzelf gaat, weet ik eigenlijk al dat de tekst het niet gaat redden tot de eindstreep. Het geforceerde klinkt dan door in de tekst. Bij het schrijven van Ik zag Menno had ik in grote lijnen wel een structuur voor ogen. Maar tijdens het schrijven verrasten de hoofdpersonages me met nieuwe wendingen, die ik niet had voorzien. De vooraf bedachte structuur hielp om ervoor te waken dat ik niet te veel zijpaden insloeg. Ik merk dat het voor mij vooral belangrijk is om de juiste vertelstem te vinden. Als ik die eenmaal te pakken heb, gaat het verhaal vanzelf met me aan de haal.
Over welk aspect van je roman ben je het meest tevreden?
Ik denk over het karakter Vincent. Het boek is geschreven vanuit het ik-perspectief (Vincent), dat betekent dat ik steeds vanuit een mannelijk hoofdpersonage heb geschreven. Als vrouwelijke auteur is dat een extra uitdaging, omdat je de lezer nog sterker moet overtuigen dat de ik-figuur een man is. Volgens mij ben ik daarin geslaagd. Bovendien ben ik stiekem een beetje van Vincent gaan houden, alsof ik hem echt ken.
Welke andere schrijvers vind je inspirerend?
Ik heb alle boeken van Rascha Peper verslonden. Ik betreur het enorm dat zij er niet meer is. Zij had een vrij beschouwelijke manier van schrijven, die me bij veel auteurs juist stoort, maar Rascha kwam ermee weg, heel goed zelfs. De hoofdpersonages in haar boeken hebben vaak excentrieke hobby’s en zij verstond de kunst om me overtuigend mee te nemen in die wereld. Meestal neig ik overigens naar mannelijke schrijvers, vermoedelijk vanwege de humor, want dat vind ik erg belangrijk in een boek. Mannenhumor ligt mij beter. Jan van Mersbergen vind ik koning in de ‘show don’t tell’, maar ik heb ook bewondering voor Kees van Beijnum, Dimitri Verhulst, Philip Huff, Herman Koch, Arjen Lubach, Roel Smits en Toon Tellegen. Totaal verschillende schrijvers, maar ze hebben me ieder op hun eigen wijze geïnspireerd. Er zal ongetwijfeld een onopzettelijke echo van hun stijlen weerklinken in mijn eigen werk. Om toch met een vrouw eindigen: Ik las recentelijk De andere familie Klein van Marieke Groen en ben erg onder de indruk van haar uitgeklede en haast laconieke schrijfstijl en haar humor (het kan dus toch). Mijn voorkeur ligt momenteel bij Nederlandse literatuur, omdat ik me hier in mijn ontwikkeling als schrijver graag door laat inspireren.
Zie voor een fragment uit 'Ik zag Menno': Romanfragment