Interview Robert Proost
Je bent dichter. Hoe zou je je eigen poëzie typeren?
In mijn eigen poëzie richt ik me met name op het spel van klank en betekenis. Vrijheid staat voorop. Ik zet graag dingen zo haaks mogelijk op elkaar om tot nieuwe betekenissen te komen. Ik speel daarbij met ‘poëtische conventies’. Ik vind dat poëzie vooral zintuiglijk moet zijn en niet per se emotioneel en al helemaal niet verhalend. Als ik al gevoelens probeer op te wekken dan doe ik dat vaak ironisch of ten dienste van de vorm. Onderwerpen die ik vaak terug zie komen in mijn gedichten zijn astronomie, mythologie en het lichaam. Lezers moeten zich kunnen herkennen in poëzie, dus als ik het heb over zaken als de kosmos of iets spiritueels probeer aan te raken, dan doe ik dat vaak via alledaagse woorden en beschrijvingen. Ik heb geen moralistische boodschap of een opdracht voor de lezer. Ik schrijf vooral om iets moois te maken, de zintuigen te prikkelen en de verbeelding te verkennen.
Heeft poëzie een functie? En zo ja, welke dan? Zo nee, waarom niet?
Poëzie kan een functie hebben, net zoals elke kunstvorm een functie kan hebben. Zo vind ik het interessant hoe gedichten soms beter in staat zijn een tijdgeest weer te geven dan geschiedenisboeken dat kunnen. Feiten zeggen ons letterlijk wat er gebeurd is, gedichten zeggen ons hoe men die feiten ervoer. Ik geloof niet dat poëzie revoluties kan veroorzaken of een helende functie heeft, maar wel dat ze ons helpt onszelf en onze cultuur beter te snappen.
Wie is de meest onderschatte Nederlandse of Vlaamse dichter? Wat maakt zijn/haar werk goed?
Dan doe ik het liefst een goed woordje voor Sybren Polet. Hij mag dan wel een grote naam zijn – hij was een van de Vijftigers – maar hij is in zijn carrière even vaak verguisd als geprezen. Hij is vorig jaar overleden en ik ben bang dat zijn werk in de vergetelheid raakt. Wat maakt hem goed? Allereerst durft hij volop te experimenteren; hij laat zich niet tegenhouden door verwachtingen of bestaande conventies. Maar dat deed elke Vijftiger. Ten tweede weet hij, als enige Vijftiger, het intellect een plekje te geven in de experimentele poëzie; hij durft te denken. Zijn gedichten durven los te zingen van het alledaagse zonder onherkenbaar te worden. Polet gunt zich de rust na te denken over wat identiteit is, een thema dat de laatste decennia steeds vaker ter discussie staat.
Je woont in Tilburg. Wat is je mening over het culturele klimaat in Tilburg?
Er gebeurt veel in Tilburg. Vandaag nog viel het me op hoe veel gevelgedichten de binnenstad kent. Net als in de rest van het land, is het een komen en gaan van projecten en festivals, omdat ze niet altijd even goed te financieren zijn en dat is jammer. Ik ben vooral te spreken over de Week van de amateurkunst, omdat het een podium biedt voor nieuw talent, dat zonder dit project lastig mogelijkheden tot publieke uitingen vindt. Ook het stadsdichterschap – Tilburg is inmiddels aanbeland bij de zevende stadsdichter – vind ik een must voor elke stad. Aan de andere kant, de cultuurwereld van Tilburg is erg klein; dezelfde gezichten duiken overal in de stad op. We zouden meer de breedte in mogen, wellicht door meer regionale samenwerkingen of meer laagdrempelige kunstprojecten.
Je schreef een masterscriptie over Lucebert. Hoe verhouden zijn poëzie en zijn beeldend werk zich tot elkaar?
Wat Lucebert in zijn poëzie doet is op veel vlakken hetzelfde als wat hij in zijn beeldend werk doet. Zowel zijn schilderijen als zijn gedichten zijn een explosie van indrukken: kleuren, vormen, klanken en metaforen. Beide disciplines grijpen terug op een oergevoel, een loslaten van ons moderne denken en teruggaan naar de kindertijd, de oertijd, naar de dieren, de kosmos, geweld en plezier. Zijn gedichten zijn opvallend rijk aan actie. Het zijn geen verstilde beelden, maar rollende, bulderende, vechtende en dansende. Zo ook zijn beeldend werk: lange, onrustige penseelstreken die haast beweeglijke beelden samenstellen. Het is ook niet voor niets dat zijn dichtbundels vaak door hem zelf geïllustreerd uitgegeven zijn. Zijn werk is jazz, in de zin dat het improvisatorisch aandoet en de vrijheid bezingt.