top of page
Featured Review

Over de Toonderpastiche als vorm van nostalgisering


Heel veel voeling met het oeuvre van Marten Toonder heb ik nooit gehad. Dat is eigenlijk vreemd: hij was een tekenaar van internationale klasse en zijn ironische teksten vol neologismen zijn rijk aan verbeeldingskracht. Ik werd echter nooit de verhaalwereld ingetrokken, had er altijd een ‘unheimisch’ gevoel bij. De satire in de Bommelverhalen bezorgde me als jonge lezer een onprettig gevoel: heer Bommel wilde zo graag erbij horen, bij de Kleine Club, maar steeds weer waren er mechanismen van sociale uitsluiting in het spel. Misschien toonde Toonder mij de wereld zoals ik zielsgraag hoopte dat ze niet was. Het dierenverhaal houdt de menselijke lezers een spiegel voor: door het gebruik van vermenselijkte dieren is het mogelijk kritiek te uiten op mensen, zonder dat ze deze als rechtstreekse kritiek opvat, is weleens betoogd. Men herkent er vooral andere mensen in. Men ziet zichzelf nu eenmaal niet als olifant of krokodil.

Dat gebrek aan voeling met Toonders werk is ongetwijfeld ook de reden dat mijn eigen pogingen om een verhaal te schrijven in zijn stijl, zijn mislukt. Je in het keurslijf van andermans oeuvre inknellen is niet per se prettig. En dan al helemaal als dat oeuvre je eigenlijk in eerste instantie niet heel erg aanspreekt. Je kunt je dan nooit voorbij de grenzen van andermans fantasieewereld ontwikkelen, zo lijkt het.

Don Bierman schreef ooit over zijn pogingen een Tom Poes verhaal te schrijven, die ook jammerlijk waren mislukt. Hij had gepoogd de onderliggende structuur van de verhalen bloot te leggen en een rijtje gemaakt van onderdelen die op elkaar waren afgestemd en ook hun eigen wetmatigheden zouden kennen: thema, verhaalverloop, situaties, personages, dialogen en tekeningen. Dit bracht hem niet verder. Toonder zelf gaf hem toen raad. Hij schreef Bierman over het tot stand komen van de strips: ‘ Begonnen werd met een plot: d.w.z. een begin, een ontwikkeling, een hoogtepunt, een einde. In deze stadia waren verwerkt: de held, de tegenspeler (meestal ‘de schurk’ genaamd), de schat (datgene wat verworven moet worden, het uitgangspunt, het principe waarvoor gestreden moet worden) en tenslotte (als belangrijkste maar minst opvallende tegenwoordigheid in het verhaal): de zwakke kanten van de held èn van de schurk’. Ook met deze leidraad kon Bierman uiteindelijk niet uit de voeten. Na Toonders dood hebben anderen pogingen ondernomen om zijn werk nieuw leven in te blazen, nieuwe actualiteitswaarde te verlenen. Hiermee wilde men zowel nostalgische lezers bedienen als een nieuwe doelgroep aanboren. Gesegmenteerde verkoopcijfers van de drie nieuwe verhalen over Bommel en Tom Poes die ik hieronder bespreek, heb ik niet, maar mogelijk wordt er meer de nostalgische lezer mee bediend, dan een nieuw publiek.

De betreurde Pieter Steinz schreef het volgende over de verhaalstructuur van Toonders oeuvre:

‘het stramien van de Bommelverhalen is vaak hetzelfde. Maar wie nauwkeurig leest, onderscheidt in elk geval vier basisverhalen waarop inventief wordt gevarieerd. Er is de Reis naar een vreemd (en vaak allegorisch) buitenland, waar heer Bommel een cultuurschok ondergaat en/of orde op zaken stelt. Er is de Vreemdeling (de wraakgier, de grauwe razer, de trullenhoedster, de blijdschapper, de loodhervormer) die op een dag bij Bommelstein opduikt en het leven ontwricht. Er is het Voorwerp (de Pikkinring, de transmieter, de weetmuts, de vergelder) dat hetzelfde effect heeft.En er is het Complot tegen heer Bommel en de andere burgers van Rommeldam, zoals dat wordt gesmeed door sinistere figuren als de tovenaar Hocus Pas, de Faustiaanse geleerde Sickbock, de bovenbaas Amos W. Steinhacker, en het boevenduo Bul Super en Hiep Hieper.’

Deze verdeling lijkt op wat Toonder zelf hierover heeft opgemerkt. Toonder had het er graag over dat zijn figuren jungiaanse archetypen waren, culturele oerfiguren. Dat is misschien inderdaad zo, wat er echter ook voor zorgt dat de figuren karikaturen blijven zonder psychologische diepgang (misschien op Bommel na); dat is een gegeven dat het scheppen van verhalen bemoeilijkt, omdat de handeling belangrijker is dan de psyche. De door Toonder omschreven karakterologische tekortkomingen zitten zeker in de verhalen, zijn er misschien inderdaad de motor achter, maar meeleven met personages van vlees en bloed doe je als lezer niet, omdat de karakterbeschrijving aan de oppervlakte blijft. Satire en emotionele diepgang worden maar heel zelden verenigd.

Ik vroeg mij af hoe in drie nieuwe Tom Poes/Bommelverhalen die na de dood van Toonder verschenen, wordt omgegaan met de wetten van het verhaal in de Bommelsaga en of de auteurs voorbij de grenzen van Toonders fantasie hebben kunnen komen, of een typering als ‘pastiche’ terecht is.

Allereerst nog iets over het tot stand komen van de verhalen tijdens Toonders leven: ook toen waren er anderen bij het scheppingsproces betrokken: zowel scenaristen als tekenaars.

Zonder die hulp had hij nooit zo’n enorm oeuvre kunnen scheppen. Toonder had zijn eigen studio en was Nederlands meest succesvolle stripauteur in binnen- en buitenland. Zijn figuren hebben een iconische waarde en daarom is het niet gek dat de erven Toonder na zijn dood hebben geprobeerd deze waarde opnieuw te benutten.

Tom Poes en het cadeautje voor heer Ollie

Het eerste verhaal dat ik wil belichten is een deeltje uit de reeks ‘Gouden Boekjes’ uit 2017 gericht op heel jonge kinderen: ‘Tom Poes en het cadeautje voor heer Ollie’ van kinderboekenauteur Sjoerd Kuyper en getekend door Henrieke Goorhuis. De reeks ‘gouden boekjes’ appelleert, alleen al door de naam van de serie, aan nostalgische gevoelens. Ikzelf bewaar mooie herinneringen aan boekjes als ‘Pietepaf het circushondje’.

Het boekje ziet er prachtig uit. De tekeningen van de door Disney geïnspireerde Goorhuis zijn uitstekend. Het verhaal is vooral lief: er wordt een onschuldige wereld getoond, die niet veel te maken heeft met de wrange verhalen uit de krantenstrips. Kuyper maakt van de mogelijkheid gebruik om alle belangrijke personages te introduceren aan de jonge lezers, waarbij hun eigen taalgebruik in versimpelde vorm in de verf wordt gezet. Het verhaal is gesitueerd voor Bommels huwelijk met Doddeltje. De focus ligt erin op de belevenissen van Tom Poes, die op zoek is naar het geschikte verjaardagscadeau voor zijn goede vriend. Het verhaal is dus ontdaan van alle neteligheden van Toonders sociaal-kritische oeuvre. En dat is natuurlijk logisch, gezien de doelgroep. Rijst de vraag of het boekje ook appelleert aan nostalgische gevoelens bij volwassen lezers. Toonderverzamelaars zullen het boekje denkelijk wel aanschaffen; zij treffen er een inhoud in aan die misschien meer herinnert aan een wolkenloze kindertijd, een nostalgische vertekening, dan aan het oeuvre van Toonder an sich.

Het lastpak

Lezers die op zoek zijn naar een nieuw Bommelverhaal dat dichter ligt bij de krantenstrips kunnen terecht bij de uitgave ‘Het lastpak’ uit 2016, door dezelfde tekenares en kinderboekenschrijver Henk Hardeman. Nog meer dan ‘Het cadeautje van heer Ollie’ benadert Goorhuis hierin de tekenstijl van de late Toonder; in feite is er geen verschil tussen haar benadering en Toonders prenten. Het enige wat het boek onderscheidt van de andere Bommeluitgaven van de Bezige Bij is het gegeven dat het geen tekststrip is (met drie plaatjes bovenaan elke bladzijde) maar een geïllustreerd verhaal. Mogelijk is daarvoor gekozen omdat Toonder testamentair schijnt te hebben verboden dat er nieuwe tekststrips over zijn helden zouden verschijnen.

Ook de tekst van Hardeman is prima, vol fijne ironie en woordspelingen, zo als het hoort in een Bommelverhaal. Het verhaal speelt zich af na het huwelijk van Bommel en toont de lezer iets van zijn leven na ‘Het Einde van Eindeloos’, de laatste krantenstrip. Er wordt hier en daar gerefereerd aan moderne verschijnselen als terrorisme. De rol van burgemeester Dickerdack is interessant, in tijden dat er boeken verschijnen met titels als: ‘Wanneer burgemeesters de wereld zouden besturen’, het gaat dan om het benadrukken van lokalisme (Rommeldam) in plaats van kunstmatig nationalisme.

Zowel in tekst als in tekening is sprake van wat Anton Piecks opvolger bij de Efteling, Ton van de Ven, het scheppen ‘met de geleende hand’ noemde. Men creëert als het ware niet met de eigen geest en hand, maar biedt de overleden schepper de mogelijkheid om opnieuw te scheppen.

Tom Poes en de pas-kaart

Het derde project dat ik wil bespreken is de ballonstrip ‘Tom Poes en de pas-kaart’ van Dick

Matena (een van de weinige Nederlandse striptekenaars van internationale faam). Het verhaal is rijk aan thema’s, zoals de wisselwerking tussen magie en wetenschap en de mogelijkheid van parallelle werelden. Matena heeft te veel in een dun album willen verwerken, waardoor de ingewikkelde belevenissen moeilijk te volgen zijn en deze ballonstrip jonge lezers niet zal weten te boeien. Dat terwijl de ballonstrips meestal juist eerder op een jonge doelgroep zijn gericht dan tekststrips. Opvallende afwezige is Doddeltje in dit album (van een huwelijk is dus al helemaal geen sprake). Het volledige ontbreken van het vrouwelijk element in dit album, maakt het niet geschikt om een vrouwelijke doelgroep aan te spreken. Wat dat betreft heeft men het in de Blake en Mortimer pastiches die na de dood van schepper E.P. Jacobs werden gemaakt beter aangepakt, daarin spelen vrouwen wel een rol, in tegenstelling tot in het bronoeuvre.

‘Tom Poes en de pas-kaart’ oogt minder ‘typisch Toonder’ dan de door Goorhuis getekende bijdragen. Matena heeft Toonder goed gekend en was voor hem de persoon die het meest geschikt was als zijn opvolger. Het is daarom terecht dat hij dit album heeft mogen maken. Maar Toonderiaans is het in mindere mate. Matena is minder een navolger en meer een kunstenaar die op eigen benen staat en zijn eigen visie heeft.

De bladspiegel oogt zeer onrustig. De pagina’s zijn volgestouwd met plaatjes en propvolle tekstballonnen. De wilde belettering en vervreemdende inkleuring helpen ook niet mee bij een prettige leeservaring. Matena maakt het de lezer bewust niet gemakkelijk.

Deze strip toont niet zozeer de wereld van Toonder, maar de wereld van Matena bevolkt door figuren van Toonder.

Pastiches?

Daarmee is de vraag of ‘Tom Poes en de pas-kaart’ een pastiche is eigenlijk beantwoord. Matena is erin voorbij de grenzen van Toonders fantasie gegaan en heeft een eigen interpretatie op diens wereld ontwikkeld. Dit is geen pastiche in de betekenis van een latere verwerking van een klassiek oeuvre tot een amalgaam van elementen uit het bronoeuvre, denk aan personages, stijl en auteursvisie. De personages zijn natuurlijk ontleend aan Toonder, maar de tekenstijl en de visie die achter het verhaal zitten voelen niet des toonders. Voor de nostalgicus biedt dit album daarom niet veel uitkomst; die wil de wereld van Bommel en Tom Poes zien herleven, zoals hij of zij zich deze herinnert. Zo iemand zit niet te wachten op een herinterpretatie ervan.

Wat dat betreft sluit ‘Het lastpak’ beter aan bij de nostalgische wens. Hardeman en Goorhuis hebben geen nieuwe visie ontwikkeld, maar volgen zo trouw mogelijk alles waar Toonder voor stond. Alle elementen van een klassiek Toonderverhaal zitten erin, zoals de door Pieter Steinz genoemde komst van een vreemdeling die de maatschappij ontwricht en de rol voor een bijzonder voorwerp, het mysterieuze lastpak. De functie in al zijn verhalen die Toonder zelf beschreef van karakterzwaktes van het hoofdpersonage (Bommel) zit zonder meer in dit boek, de karakterzwakte van de tegenstander zit er wat minder in, omdat deze tegenstander halfwegn (letterlijk) uit het verhaal wegloopt en iets te mysterieus blijft, bijna als een los eindje dat eigenlijk nogal belangrijk is.

Verder is ‘Het lastpak’ een schoolvoorbeeld van de pastiche: de auteurs hebben niet geprobeerd hun bronoeuvre te overtreffen of te herinterpreteren; ze hebben alle elementen (zoals de personages, de humor en de gerasterde tekeningen) uit eerdere verhalen bijeengebracht in een cultuurproduct dat vooral vertrouwd oogt. De nostalgische lezer vindt dat denkelijk prettig. Vraag is wel of deze pastichemethode nieuwe lezers zal aanspreken. In hoeverre spreekt Toonders oeuvre nu nog aan? In hoeverre is het gedateerd? Je kunt je ook de vraag stellen of het het noodzakelijk was om dit verhaal te maken; er zit waarschijnlijk minder een innerlijke drijfveer achter dan een commercieel motief. Het oeuvre van Toonder dat is overgeleverd is al zo enorm: waarom er precies dit verhaal aan toevoegen? Het antwoord gaf ik hierboven eigenlijk al: het is voor lezers die zijn opgegroeid met Bommel leuk om te zien hoe het hem na zijn huwelijk vergaat. Dat is de toegevoegde waarde.

‘Het cadeautje voor heer Ollie’ is een nawerking van het oeuvre van Toonder op een andere manier. Het verhaal is, zoals gezegd, ontdaan van alle stekeligheden zodat er een gezellige vertellling voor jonge lezers is ontstaan, waarin de personages hun vertrouwde dingen zeggen en doen, maar dan zonder een naargeestig sociaal kader. Misschien heeft deze vorm van naleving van Toonder het meeste potentie. De iconische figuren (en dan bedoel ik hun uiterlijk, niet zozeer hun innerlijk) verdienen eigenlijk wel een nieuw publiek, die zijn zeker niet gedateerd. Een lieve prentenboekenserie over Tom Poes zou commercieel misschien ook in het buitenland kunnen aanslaan. Vraag is wel of Toonder zelf blij zou zijn geweest met een dergelijke toepassing van zijn figuren.

‘Het lastpak ‘’en ‘het cadeautje’ zijn nostalgisch op verschillende manieren: het eerste verhaal omdat het een eerbetoon aan Toonder is, het tweede omdat het voor volwassen lezers leuk moet zijn om hun (klein)kinderen kennis te laten maken met de figuren van Toonder die iets voor hen betekend hebben. Het album van Matena nostalgiseert in mindere mate; het verhaal heeft zeker potentie maar had in alle opzichten rustiger uitgewerkt moeten worden om de lezer in deze mengwereld van de fantasieën van Toonder en Matena te kunnen trekken.

Besproken publicaties:

Henk Hardeman en Henrieke Goorhuis, Het lastpak (Amsterdam 2016)

Sjoerd Kuyper en Henrieke Goorhuis, Tom Poes en het cadeautje voor heer Ollie (Amsterdam 2017)

Dick Matena Tom Poes en de pas-kaart (Leens 2014)

Geraadpleegde literatuur:

D. Bierman, ‘Bommel en het geheim van het verhaal’ Bzzllletin 153 (1988)

A. Chorus, Het denkende dier (Leiden 1969)

E. en K. Kousemaker, Wordt vervolgd. Stripleksikon der lage Landen (1979)

P. Steinz, ‘Het oeuvre van de plottenbakker’, http://retro.nrc.nl/W2/Lab/Profiel/Bommel/oeuvre.html. 2 april 1998

https://nl.wikipedia.org/wiki/Pastiche

Voor een artikel over nostalgie en film zie hier: Film-en-nostalgie

Tag Cloud
bottom of page