Laat de schrijver zich kennen?
Linda Visser
'Het Wolfgetal' van Laura van der Haar komt aan bod in deze column
Hella Haasse zei altijd dat als je haar wilde leren kennen, je haar boeken moest lezen. Dat betekent niet dat al haar verhalen een op een over haar gaan, maar ze ademen wel haar geest, haar ideeën klinken erin door. Voor een groot schrijver zoals zij, is haar werk haar leven, logisch dat haar leven in haar werk resoneert. Het blijft altijd curieus hoeveel leven een schrijver nodig heeft om zijn verhaal te kunnen schrijven. Moet je als schrijver alles gezien, ervaren, bezocht en ondergaan hebben voor je erover kan schrijven?
Waarschijnlijk niet. Wel moet je een zeker inzicht te hebben in de drijfveren van mensen, en ervaring in de wereld. Verder gaat het denk ik vooral om verbeeldingskracht en inlevingsvermogen. Maar een reis, groot of klein, kan natuurlijk wel inspiratie bieden. Dat kan dus ook zo klein zijn als een andere weg nemen naar je supermarkt. Belangrijk is vooral dat je je ogen openhoudt voor alles wat zich aandient, hoe dicht bij huis ook. Zoals Thomas Verbogt een wereld aan bijzonderheden ziet zodra hij zijn deur uitstapt, de stad in. De inspiratie ligt op straat. Om bij Verbogt te blijven, zijn verhalen zijn vaak sterk geënt op gebeurtenissen in zijn eigen leven. Mensen hebben dan al snel de neiging om hem aan te spreken als hoofdpersoon van zijn boek. Maar dat is hij niet. Hij is schrijver, zijn boek is fictie. Zelfs als de hoofdpersoon naar hem is vernoemd. De vraag is dan vaak: waar in het boek zit zijn ware leven? Maar daar gaat het niet om.
Het ware leven is overwegend vrij gewoon en misschien zelfs saai, ook dat van Verbogt. Misschien is het wel juist de routine in ons leven die het hanteerbaar maakt. Routine, met hier en daar een uitspatting in deze of gene vorm. De schrijver schrijft een verhaal losgezongen van de realiteit, een verhaal dat de moeite waard is om verteld te worden, een verhaal dat op zichzelf staat, met een innerlijke logica, buiten zijn eigen leven. Dat verhaal mag je lezen, dat gaat de wereld in. Zijn eigen verhaal zit daarin vaak verweven. Maar daar heeft de lezer niets mee te maken. Het doet er dan ook niet toe. Maar soms is ook het leven te mooi. Als je dat als fictie opdient, gelooft niemand je verhaal. Milan Kundera stelde dat je het iemand kunt verwijten als hij in zijn dagelijks leven de toevalligheden en verbanden niet ziet, waardoor hij de schoonheid van het leven mist, en niet zozeer de schrijver die deze dingen in zijn verhaal verwerkt. Het gaat dus niet alleen om schrijven en verbeelden, het gaat ook om zien, in het leven en in de literatuur. Toch zijn de puur autobiografische en de ‘echte’ fictie steeds moeilijker van elkaar te onderscheiden. Er worden biografieën geschreven die ‘gefictionaliseerd’ zijn, om er een makkelijker leesbaar en levendiger verhaal van te maken. Daarin kan de schrijver zijn inlevingsvermogen in zijn onderwerp en diens omgeving en tijd kwijt. Connie Palmen heeft meer dan eens verhalen geschreven gebaseerd op waargebeurde situaties of zelfs hele levens, waaraan ze dan toch de genreaanduiding roman aan verbond. Denk aan Lucifer, het verhaal over de mysterieuze dood van componist Peter Schat, waaraan Palmen een eigen draai geeft. Dat mag natuurlijk. Alleen is het niet ondenkbaar dat haar versie van de werkelijkheid een andere verdringt. Aan de andere kant lijkt het erop alsof de waarheid de schrijver in de weg zit. Welk stukje van hem zit in zijn verhaal? En heeft hij voor al het andere wel voldoende levenservaring? Mag je over een fictieve persoon schrijven? Ja, natuurlijk. Maar ook als deze tot een andere etniciteit als hij zelf behoort? Laatst ontstond een discussie over dit thema, waarbij werd aangehaald dat een blanke schrijver zich het thema van de donkere mens zich niet mag toe-eigenen. De vraag is hoever je hierin moet gaan of überhaupt wilt gaan.
Schrijft een schrijver niet altijd of tenminste heel vaak over een ander dan zichzelf? Is het geschrevene dan niet gewoon gebaseerd op zijn inlevingsvermogen en levenservaring? Het zou juist een aparte behandeling zijn van personages langs de scheidslijnen van etniciteit. En zelfs al schrijf je over een ander, je benadert je personage altijd op jouw manier. De invalshoek, de accenten op zijn eigenschappen, zijn manier van doen, vloeien allemaal uit jouw pen en zeggen dus zeker iets over jou. Met jouw blik en jouw thema’s beschrijf je je personage. Het kan natuurlijk zijn dat iemand die zich gerepresenteerd weet door een schrijver als iemand behorend bij een bepaalde groep, het gevoel heeft dat de schrijver de groep geen recht doet. Dat er bij wijze van spreken ‘een witte huist in een zwart hoofd’. Maar dan haal je juist de scheidslijn aan die je niet wilt hebben. Simpel beschouwd zou je kunnen zeggen dat er dan eigenlijk sprake is van een verhaal van een blanke, en dat het donkere verhaal dan door iemand die in de groep met donkere mensen valt geschreven zou moeten worden. Maar bestaat dan niet hetzelfde gevaar dat anderen zich niet goed vertegenwoordigd voelen? Voor een schrijver is het schrijven vanuit zijn eigen positie dan ook best een persoonlijke exercitie. Je stopt je ziel en zaligheid in je boek en dat verlaat de schrijftafel en gaat de wijde wereld in. Wie lezen jou? En denken zij jou te kennen? En laat de schrijver zich kennen? Haasse zei dat je een keuze hebt tussen fictie schrijven en een gelijkenis. Maar de genres zijn aan het vervagen. Autobiografieën zijn steeds vaker biografieën vanuit het perspectief van de hoofdpersoon geschreven door een ghostwriter. Net echt, maar meer biografie dan auto. En hoeveel van jezelf zit er in je verhaal? Je hebt natuurlijk spannende boeken, waarin het voornamelijk om de plot en ontknoping van een bedachte gebeurtenis gaat, maar de personages en de entourage worden toch gekleurd door de schrijver. Mogelijk zit er meer eigens in literatuur? Het lijkt een soort oervraag: waar haalt juist deze schrijver dit verhaal vandaan? Alsof we niet verwachten dat een schrijver een reis heeft gemaakt, ergens anders heeft gewoond, gewoon veel meegemaakt heeft, veel verhalen heeft gehoord, tv gekeken of zelfs maar Google Earth heeft geraadpleegd. Terwijl een verhaal zich natuurlijk ook helemaal in het hoofd van een personage kan afspelen, zodat alles wat de schrijver nodig heeft zijn eigen brein is en een romantisch zolderkamertje.
Debutant Laura van der Haar werd laatst geïnterviewd door Wim Daniels. Aanvankelijk stond haar debuutverhaal op zich als een bizarre relatie tussen twee jonge meisjes, mooi verhaal, goed bedacht. Totdat dan toch weer de vraag rees waar het verhaal vandaan kwam en zij wel moest toegeven iets soortgelijks meegemaakt te hebben, maar het zou haar wel verbazen als bepaalde mensen rond de hoofdpersonen zichzelf erin zouden herkennen. Doet dit afbreuk aan haar verhaal? Nee, eigenlijk niet. Hooguit schat je haar verbeeldingskracht iets minder groot in. Voegt het iets aan het verhaal toe? Ook niet echt. Het lijkt een soort misplaatste controledwang om maar te kunnen plaatsen wat waarvandaan komt. Is de persoon van de schrijver het boek gaan overstemmen de laatste tijd? Moeten al die zolderkamertypes ineens de boekhandel en bibliotheek in of podium op om hun verhaal te vertellen? Of zit dat als vanzelf in het takenpakket van de hedendaagse schrijver? Zijn de schrijvers van nu niet veel meer naar buiten gericht dan die van vroeger? Reve was misschien wel een van de eersten die zich bewust profileerde in de media, door veel provocerende uitspraken te doen, vooral over seks en geloof. Ook Boudewijn Büch was vanaf de jaren tachtig een sterk aanwezige schrijver in de media. Hij bespeelde die met verve, wat hem niet altijd in dank werd afgenomen, maar hem wel een grote bekendheid gaf. Uiteindelijk meer als kunst-, cultuur- en geschiedenis minnende Bekende Nederlander dan als schrijver. Maar zij waren uitzonderingen. Nu is het heel gebruikelijk om jezelf als schrijver te verkopen door je hoofd te laten zien en vaak ook je ‘eigen’ verhaal te vertellen. En als je daar niet aan meedoet, merk je het wel in de verkoop van je boeken. Zoals Marie Kessels die niet geïnterviewd wil worden en alleen op welwillende recensenten en lezers kan hopen. Zij laat zich niet kennen, anders dan door haar boeken.
En blijft er tijd over om te schrijven? Een Peter Buwalda die alweer acht jaar geleden debuteerde en nu eindelijk het eerste deel van een volgende trilogie uitbrengt na alle tussendoortjes met columns, interviews, optredens en andere afleiding. En de relatieve rust en verwachtingen van het debuut zijn natuurlijk vervlogen. Hoe zou dat zijn als je als debutant naar buiten komt met je boek en je meteen maar wordt geacht de arena te betreden? Wil je er wel zijn, kun je je eraan onttrekken, of ben je dan meteen sociaal onhandig? Marieke Lucas Rijneveld vertelde in een interview dat ze met openbare optredens haar schrijversmodus aanneemt, een andere dan die zij daarnaast als persoon is.
Wat wil de schrijver? Gekend, bevestigd, bewonderd worden? Allemaal misschien? Of gaat het niet om de persoon achter het verhaal, maar het verhaal zelf? De inhoud of schoonheid ervan? Eigenlijk hebben schrijver en lezer een ander soort belang bij een boek. De persoon en het verhaal van de schrijver weerklinken in zijn boek. De lezer gaat het in eerste instantie om het verhaal, maar de persoonlijkheidscultus rond de schrijver speelt steeds een grotere rol. Als de schrijver niet gekend wil worden, heeft hij een probleem. Dan kun je bijna niet schrijven of in elk geval niet publiceren. Want al verschijnt Marie Kessels niet in de bladen of op tv, als je haar boeken leest, krijg je wel een beeld van haar. Niet rechtstreeks van haar eigen complete persoonlijkheid, maar wel van haar manier van denken en inlevingsvermogen.
Zelf heb ik van jongs af aan geschreven. Op een bepaald moment realiseerde ik me wat succesvol schrijverschap van een schrijver vraagt, naast het schrijven zelf, qua persoonlijke presentatie. Het is een aspect dat ik telkens zoveel mogelijk vergeet of wegmoffel, want ik ben daar ‘nu eenmaal’ niet goed in. Bovendien heb ik lang gedacht niet gekend te willen worden, niet als persoon en niet als schrijver. Een ingesleten onzekerheid die voor een publieke presentatie niet bevorderlijk is. Maar jaren gaan voorbij, dingen ontwikkelen zich en de tijd doet zijn werk. Ik ben wat ouder, milder, ook voor mezelf, en het leven lijkt me niet langer in de weg te zitten. Het lijkt langzaamaan tijd om wat meer naar buiten te treden. Als persoon, misschien ook als schrijver?
Deels doe ik dat al, al lukt het nog niet altijd even goed, maar het begin is er. Ingesleten gewoonten moeten zelf ook weer slijten en dat vraagt tijd. En de lezer moet ook een beetje meewerken. Ook al schrijf ik over iets wat ik zelf heb meegemaakt, hij moet me niet beschouwen als mijn hoofdpersoon. Hoeveel eigens er ook in zit, een verhaal is fictie. Het is op zijn minst aangezet, mooi gemaakt, ingedikt, geselecteerd, opgeblazen. Van mij, maar niet een-op-een verwijzend naar mij. Al laat ik me er natuurlijk wel een beetje mee kennen, maar dat mag tegenwoordig. Niet alleen van de tijdgeest, maar ook van mezelf!