Dichtbundel van Paul Bezembinder
Paul Bezembinder studeerde theoretische natuurkunde en is onder meer vertaler Russisch-Nederlands. Van zijn hand verscheen in 2018 een dichtbundel. Het zijn gedichten waarin Bezembinder zijn belezenheid toont. Rijm is het centrale element in zijn poëzie.
Robert Frost schreef ooit ‘Writing free verse is like playing tennis with the net down’. Het gevaar van berijmde poëzie is echter dat men zich te erg beperkt. Dit kan leiden tot regels als:
‘Ik ben heel tevreden met mijn bootje
Acht, was maar elke zomerdag zo fijn!
Een beetje doezelen, in mijn blootje
Een beetje dromen, hoe zou het er zijn?’
Er zit humor in een dergelijke passage, maar deze zal niet eenieder bekoren.
Het sterkst is Bezembinder als hij het serieuze koppelt aan het lichte. Zoals in deze impressie:
Aankomst te Eindhoven
Hoog op de muur van de stationshal prijkt
de quote van Mondriaan die keer op keer
die ene reiziger die er, in haast, naar kijkt
vergeten laat wat hij kwam doen ook weer.
Vanuit het desolaat Versailles-perkje kijkt
het beeld (is dat nou Frits?) nog altijd neer
op het canaille, dat zich ooit te zeer verrijkt
moest voelen door de gulheid van mijnheer
Een oude vrouw die bij het stoplicht lijkt
te willen oversteken, aarzelt telkens weer,
alsof zij verder wil maar dan weer blijkt
te blijven steken in de dagen van weleer
.
Uit een dergelijk gedicht blijkt dat de dichter tot vondsten komt, juist door zich te beperken. Bezembinder laat zien dat het gebruik van rijm dat sommigen met poëzie van ‘vroeger’ zullen associëren, ook vandaag de dag nog zijn plaats heeft in de letteren.
Paul Bezembinder, Gedichten, 2018, ISBN 978 90 829774 0 0.