top of page
Featured Review

Het raadselachtige schilderij


Het raadselachtige schilderij

Olivier Rieter en Louis Sollune

Het was op een relatief zonnige dag in de Nederlandse hoofdstad. Op het kantoor van het culturele internetmagazine Presto legde de jonge journaliste Noortje Noordzij de laatste hand aan een artikel over internetdaten. Lodewijk Loeff de hoofdredacteur plukte aan zijn kin, nadat Noortje hem de tekst had voorgelezen. Dat was een zenuwtrek van hem. Hij zei dat de tekst goed was. De ook aanwezige freelance fotograaf Koos Kaas was het hiermee eens, al had hij daar natuurlijk niets over te zeggen (maar zelf dacht hij daar anders over)

Gedrieën liepen ze de stad in op weg naar een galerie waar een expositie was van de 17de eeuwse schilder Constantijn Goudriaan. Daar wilden ze ook een artikel aan wijden.

‘Ik ken die Goudriaan niet,’ zei Koos.

‘Nee hij is pas onlangs ontdekt. In een oud depot stonden 20 schilderijen van hem.’

‘Typisch. Zeer typisch,’ zei Koos, die alles ‘typisch’ vond. Hij sprak dat uit als tuupisch.

‘Hij schijnt relatief geniaal te zijn geweest,’ zei Lodewijk.


In de galerie ‘Het getilde paard’ werden ze ontvangen door de galeriehouder, een netjes geklede man

met een wel heel harde g. Deze Tobias Tobiassen had hen uitgenodigd.

Noortje liep was langs de werken en vond ze vrij mooi. Er waren krachtige portretten bij van oude mensen, die haar aan het werk van Rembrandt en Jan Lievens deden denken. Ze had kunstgeschiedenis gestudeerd en vond vooral de zeventiende eeuw heel boeiend.

In de hoek van de ruimte stond ze ineens stokstijf stil. Daar hing een schilderij uit de gouden eeuw waarop zijzelf stond afgebeeld. Dat kan helemaal niet, dacht ze. Maar het was toch zo.

Ze liep naar Tobias Tobiassen en zei hem dat er een raadselachtig schilderij hing. De galeriehouder glimlachte maar het was me glimlachen gedaan toen hij de gelijkenis van Noortje en de geschilderde vrouw zag. Zijn oogjes vielen bijna uit de kassen.

‘Hoe is dat nu mogelijk?’ bracht hij uiteindelijk uit.

‘Dit kan inderdaad helemaal niet,’ zei Noortje



Lodewijk bestudeerde het schilderij nauwgezet. ‘Het ziet er heel echt uit,’, zei hij. ‘Met echt chiaroscuro enzo’. Hij wist niet wat dat betekende, maar hij meende dat hij indruk maakte met het gebruik van termen die hij ooit in een boek over kunst ha gezien.

Noortje vroeg aan de galerieman waar de schilderijen precies vandaan kwamen.

‘Van een of andere magnaat. Hij vond ze toen hij een fabriek wilde slopen. Daar stonden ze in een soort van verlaten loods.’

‘Hij heette die vent?’ vroeg Noortje. ‘Ik denk dat hij kan uitleggen wat ik op dit schilderij doe. Mijn portretrecht is geschonden.’

De galeriehouder slikte en mompelde ‘Bosvoort’.

Nadat Koos een heleboel foto’s hadden gemaakt, inventariseerden ze buiten de situatie. ‘Ik heb een vaag vermoeden hoe de steel en vork verbonden zijn,’ zei Noortje.

‘Dat is stug, ‘ ik heb geen idee hoe dit kan’, zei Lodewijk.

‘Ik ga even thuis wat nakijken. Als jullie nu een afspraak met dei magnaatgast maken, dan haal ik even wat gegevens uit mijn persoonlijk archief’, antwoordde Noortje.

En zo werd het afgesproken.



Noortje vond thuis de gegevens die ze nodig had. In haar sas liep ze naar het pand van de magnaat, waarvan Lodewijk haar het adres had gegeven. Ze deed net of ze niet merkte dat ze werd gevolgd door een baardman.

Bij het pand van de magnaat stonden Lodewijk en Koos op haar te wachten.

Bosvoort, de magnaat, was een botte gast met de charme van een Donald Trump. Hij zei dat hij de situatie niet begreep. Hij wist niet waarom de schilderijen in de loods hadden gestaan, maar dat uit testen was gekomen dat ze echt uit de zeventiende eeuw stamden.

‘Maar ik sta op een van die schilderijen.’

‘Dat is een samenloop van omstandigheden.’

‘Oké.’

Veel meer kwam er niet uit de man.

Noortje wist inmiddels dat hij er waarschijnlijk echt niet meer over wist.

Koos zei ‘smile’ tegen de magnaat en maakte een foto.

Even later stonden ze weer buiten.



Ze gingen in hun stamkroeg ‘Voordat de bom valt’ zitten om te overleggen. Ze dronken koffie, omdat ze dat professioneel vonden overkomen tijdens werktijd. In de hoek zat de baardman die zich verborg achter een krant. Hij moest zachtjes grinniken.

‘Heb je die info thuis opgehaald?’ vroeg Lodewijk

‘Ja.’

‘En hoe zit he nu?

‘Ik heb tijdens mijn studie geposeerd voor een schilder. Ik denk dat het daarmee te maken heeft. Hij heeft me destijds wat schetsen gegeven en zijn stijl lijkt erg op die van de zogenaamde zeventiende-eeuwse schilder.’

‘Dan hebben we officieel een scoop,’ zei Lodewijk glunderend.

Ze goten zich vol met koffie en liepen toen de straat weer op.

Lodewijk had na een tijdje in de gaten dat de baardman hen uit het café was gevolgd en toen ze om hoek gingen, wachtte hij de man op.

‘Wie bent u?’ vroeg hij.

De man keek raadselachtig. ‘Ik ben de Grote Goudriaan’, zei hij toen.



Noortje keek de baardman onderzoekend aan en zie toen: ‘U bent niet de grote Goudriaan. U bent Theo Tinkeling. U hebt mij geschilderd.’’

De man gniffelde. ‘Dat weet ik, ‘ zei hij toen.

‘Natuurlijk weet u dat. U hebt schilderijen gemaakt die u voor 17de-eeuws hebt laten doorgaan en ervoor gezorgd dat ze ‘toevallig’ gevonden zouden. Maar waarom hebt u mij geschilderd?’

De baardman keek Noortje vriendelijk aan. ‘Ik wist dat je het zou ontdekken en dat wilde ik ook….’

De man vertelde hierna het geijkte verhaal van de mislukte kunstschilder die wraak op de kunstexperts had willen halen, die zijn werk gedateerd vonden, terwijl hij het zelf vrij knap vond.

Lodewijk en Noortje vonden het zeer interessante kopij voor hun tijdschrift. Ze liepen met de man naar diens atelier en Koos maakte er veel foto’s, onder meer van Noortje terwijl ze een schets waarop ze zelf stond in de handen hield.

Nog die avond stond het hele verhaal op internet. En terwijl de sociale media ontploften, gingen de drie journalisten hun scoop vieren met allerlei alcohol.

De schilder was in een klap beroemd en het tijdschrift Presto stond op de kaart.

Tag Cloud
bottom of page