Titiaans schaduw
Barbarus
1)
De toekomstige vervalser begreep voor het eerst wat een vervalsing was toen zijn klasgenoot Piet de Roover, a.k.a ‘Pietje de Dood’ hem een streek leverde. Pietje had met zorg zijn handschrift nagebootst op een velletje briefpapier. De toekomstige vervalser was tien en snapte nog niet veel van het leven, of van zichzelf. Pietje de Dood, bekend om zijn neiging tot het macabere, had een brief geschreven waarin hij de latere vervalser de wanhopige liefde liet bekennen aan Mathilde, een lelijke klasgenote. Het was een heel gênante brief, vol smachten en kussen en hartjes. Het velletje bevatte ook de waarschuwing - dan wel de belofte - van zelfmoord als ze zijn liefde niet zou beantwoorden.
Pietje de Dood had zijn handschrift heel goed nagemaakt. Zijn schots en scheve schrift met de voorover hellende letters. Zijn manier om hoofdletters te schrijven die iets boven de regels zweefden. Zijn gewoonte om komma’s een heel eind door te trekken. Pietje had er duidelijk studie van gemaakt. De toekomstige vervalser had bewondering voor Pietjes vakmanschap. Iedereen kreeg de brief te lezen. Iedereen geloofde dat deze authentiek was. Uiteindelijk geloofde de toekomstige vervalser dat zelf ook.
2)
De vervalser maakte het zichzelf niet gemakkelijk. Hij wilde de beroemde Italiaanse Renaissance schilders namaken. Die zijn hels moeilijk om kwalitatief te benaderen. Bovendien vraagt het veel specialistische kennis over materialen om in het hier en nu te schilderen als in de vijftiende en zestiende eeuw. Met de moderne wetenschappelijke onderzoekstechnieken valt een schilderij al snel door de mand, hoe overtuigend de craquelures ook zijn aangebracht, hoe goed het doek ook ‘oud’ gemaakt is, hoe voorbeeldig het track record van vermeende eerdere bezitters van het werk ook bij elkaar is verzonnen.
De vervalser las het bij een dure antiquariaat aangeschafte The Art forger’s handbook van de ontmaskerde en vermoorde collega Eric Hebborn, hij bekeek instructiefilms op Youtube en las alles over de periode en zijn kunstenaars. En hij volgde lessen bij een opleiding oude schildertechnieken.
En dat allemaal door een droom. Hij was iemand die zijn dromen altijd meteen vergat, zo iemand die als hij ontwaakt nog slechts een vage notie heeft in een vreemde wereld te hebben verkeerd. De bewuste droom onthield hij echter wel. Dat kwam doordat deze zich vele malen herhaalde. Hij lag twee weken met koorts in bed en telkens als hij sliep doemden in zijn geest beelden op van zijn ouders, die waren gestorven bij een chemisch experiment. Zijn moeder was kunstschilderes geweest en zijn vader kunsthandelaar. In de droom zag hij hen samen in een reusachtige ruimte met rijen en rijen tegen elkaar geplaatste schilderingen. Het waren renaissancedoeken. Het waren ook karikaturen. Alles eraan was vertekend. Het was alsof in heel de ruimte de lelijkheid werd gevierd. Een negatie van de schoonheid van de renaissance. Je wist dat de schilderijen uit de vijftiende of zestiende eeuw stamden, maar dat er iets niet klopte. Ze waren een lelijke leugen. Hijzelf was ook in de ruimte aanwezig, als jongetje dat zich medeplichtig voelde. Hij wist alleen niet waaraan.
Toen hij na twee weken uit de koorts ontwaakte wist hij dat hij hier iets mee moest. Hij was 24 en besloot zelf te gaan schilderen, om zijn ouders te begrijpen, hun passie. Toen ze stierven was hij acht geweest en daarna was hij opgevoed door een tante, die hem ver had gehouden van de ware toedracht van wat er was gebeurd. Hij was groot geworden als een lege huls, iemand die zich nooit had verdiept in zijn ouders, als iemand die kunst zelfs haatte.
Hij zocht toen, eindelijk, op in het krantenarchief van Delpher wat er met zijn ouders was gebeurd. Zijn moeder was een heel late navolgster van Titiaan geweest en samen met zijn vader was ze op zoek gegaan naar kennis over de werkwijze van de man die ze als de grootste aller schilders beschouwde. Ze waren gaan experimenteren met giftige verven, zo wilde een sensatiegericht artikel in De Telegraaf, en waren aan de dampen overleden.
Hij las alles over Titiaan. In een kunsthistorische studie vond hij de volgende passage:
‘Titiaans schaduw is een mengsel van crimson rood, Pruisisch blauw, Antwerps blauw en ivoorzwart. Aan het einde van de achttiende eeuw was deze combinatie van verf deel van wat ‘’het Venetiaanse geheim’’ werd genoemd. Twee oplichters, een vader en een dochter, hadden in een Italiaans manuscript uit de zestiende eeuw ontdekt wat de exacte methoden waren van Titiaan. Zij verkochten deze kennis voor veel geld aan eigentijdse schilders, die ermee net zo zouden kunnen schilderen als de grote Venetianen uit de Hoog-Renaissance. De resultaten waren niet goed geweest. De beroemde schilder Benjamin West maakte gebruik van de vermeende kennis, maar de schilderstukken die hij ermee maakte, overtuigden niet. Sindsdien is het Venetiaanse geheim in diskrediet geraakt. Al was er in de negentiende eeuw nog een mevrouw die het geheim probeerde te vermarkten.’
Vanaf dat moment wilde hij alles weten over het Venetiaanse geheim. Daar lag de sleutel tot de dood van zijn ouders. Hij zou eindelijk alles begrijpen. Een therapeut zei hem dat het niet geheimen zijn die interessant zijn, maar de manier waarop je ermee omgaat. De vervalser negeerde dat inzicht.
3)
De vervalser zocht overal op het internet. Op websites over de Italiaanse renaissance. Over obscure verfsoorten. Hij kocht op veilingen allerlei manuscripten. Uiteindelijk had hij beet op Marktplaats. Iemand bood een Engels geschrift aan: The Venetian secret unveiled, van een zeker Marjorie Davidson. Een boekje uit het begin van de twintigste eeuw.
Toen hij het kreeg thuisbezorgd, begon hij meteen te lezen. Het was een moeizaam verwoord relaas, maar de vervalser vond het een juweeltje. Het ging over verftypen. Rood en goud orpiment. Goudverf uit arsenicum. De toxische steen. En ook over Titiaans schaduw. Het ging over obscure mengsels gebruikt door de meester. Het was kennis die lang verloren leek te zijn gegaan, omdat Titiaan geen opvolgers had gehad. Diens schilderende zoon was jong gestorven en Titiaan had zijn geheimen in het graf meegenomen. De vervalser had het gevoel dat hij met deze kennis kon schilderen als de grote Venetianen. Hij was een grote Venetiaan. Hij mengde en mengde. Hij experimenteerde als een wilde. Als een Jackson Pollock van de renaissance. Hij bracht goedjes aan de kook op zwak vuur, maakte pigmenten die hij nog nooit had gezien. Hij schilderde als een bezetene. Hij was Titiaan. Een koortsige Titiaan. De vervalser vergat wie hij was. Hij was zijn moeder. Hij was zijn vader. Hij likte aan de kleuren, aan de oliën. Hij danste door zijn atelier. De vervalser voelde contact met het verleden. Hij begreep alles. Een extase van kleuren en inzicht.
Zo beleefde hij de gelukkigste momenten van zijn korte leven, totdat de opstijgende dampen hem te machtig werden.
留言